dat in Frankrijk is uitgevonden maar, als
het niet helpt, kan men het gezwel altijd
nog uitsnijden, zo verzekert hij de arme
apotheker. Thuis maakt de apotheker het
middel klaar, een soort kwikzalf, dat ten
minste vier maal per dag met een warm
kompres moet worden aangebracht en
daarnaast ook koud moet worden ingeno
men. Omdat het middel niet blijkt te hel
pen, gaat mevrouw Busken zelf naar dokter
De Wind. Die spreekt haar moed in en
schrijft een ander drankje voor. Dokter
Correvont is het er allemaal niet zo mee
eens, blijkt uit het dagboek. Het andere
drankje werkt echter ook niet. Conrad
Busken gebruikt in zijn dagboek een paar
maal het woord kanker.
Blijkbaar bestond eind achttiende eeuw het
woord kanker al. Dat borstgezwellen wer
den geopereerd blijkt wellicht uit de ency
clopedie van Diderot. Daar vindt men bij
het bekijken van de afbeeldingen onder het
hoofdstuk Chirurchie in ieder geval een
voorbeeld van hoe dergelijke ingrepen kon
den worden gedaan.
Portret van Coosje Busken
Suzanna
Er kwamen echter nog andere beproevin
gen. Het echtpaar had nog drie dochters.
Eerder was er al een gestorven. Op de
avond van de 21e februari 1782 kwam de
jongste dochter, de vijftienjarige Suzanna,
terug van catechisatie bij mevrouw Solomi
en ze ging ziek naar bed. Ze moest de hele
nacht overgeven, 's Ochtends besloot de
vader, die dat wel vaker deed, de klisteer
spuit te voorschijn te halen en ze kreeg een
dosis van een of ander mengsel (een mix-
tura anodina) toegediend en omdat het
niets uithaalde, kreeg het meisje opnieuw
een lavement, nu een mengsel van citrus-
zuur en absinth zout of zoiets. Zonder veel
effect. Ze krijgt ook verschillende drankjes
toegediend, maar ze blijft ziek en krijgt stij
ve vingers. De dokter wordt erbij gehaald.
Hij heeft het over stuipen en schrijft een
aderlating voor en daarna drie Spaanse
vliegen. Het helpt allemaal niets. Haar vin
gers blijken steeds stijver te worden. En
Suzanna lijkt te vermoeden wat er gaat ge
beuren. Ze bidt: 'Heer Jezus, verlaat mij
niet in mijn uiterste ogenblikken.'
in wanhoop geeft de vader haar nog een la
vement. Klam zweet komt op het voor
hoofd van het meisje te staan, dan vliegt ze
voorover, braakt nog even, krijgt een laat
ste kramp en sterft.
Suzanna kreeg een kist van anderhalf
duims eikenhout, de vader legde kruiden
om haar heen. Er was een stoet van tien
koetsen en er waren tien jongemannen,
leeftijdgenoten van het meisje. Een van hen
was Jacobus Bellamy. Toen al een dichter,
maar ook buurtbewoner.
De vader was trots geweest op zijn dochter,
hij vond haar mooi en hij rekende haar bij
de knapste meisjes van Vlissingen.
Bovendien was ze vrolijk en verstandig,
schreef hij in zijn dagboek: 'in het lezen was
ze volmaakt. In het schrijven middelmatig,
doch genoegzaam voor een vrouw.' Ze was
in staat een gesprek in het Engels te voe
ren. Het Frans ging haar echter wat slech
ter af. Bijbelse geschiedenis, daar was ze
18
Den Spiegel