men bij de admiraal op tafel, die met ver
ontwaardiging las over '...straatschendin
gen, krenking van den openbaren rust, bal
dadigheden, het caracter van den zeeman
onteerende...'. Het gevolg was een tijdelijk
uitgaansverbod, maar of dat veel geholpen
heeft...?
Overtreders werden keihard aangepakt, na
arrestatie volgde opsluiting in het zoge
naamde Blikhol, op water en brood zetten
of kromsluiten in de boeien. Bij het straffen
werd vaak de knuppel gebruikt.
Als gevolg van drankmisbruik kwamen ook
nogal eens ongeregeldheden voor. Om pro
blemen te voorkomen werd de Minerva op
6 december 1830 één scheepslengte ver
haald. De Prins van Oranje was jarig en het
schip lag recht tegenover de jeneverkroe
gen. De bemanning kreeg, heel tegenstrij
dig, die dag wél een extra oorlam.
In januari 1831 werd bootsman Nagel door
de schutterij aan boord gebracht. Nagel
was zonder toestemming van boord ge
lopen en had aan de wal problemen ver
oorzaakt. In februari liep een matroos weg
van zijn werk en werd dronken uit een
kroeg gehaald. Als straf kreeg hij 36 sla
gen.
In maart 1831 werd scheepsjongen
K. Groenewoud met de knuppel bewerkt
wegens diefstal van een zilveren vork. Het
zelfde overkwam vijf jongens, die kaas had
den gestolen. Matroos Quint, die herhaal
delijk stiekem van boord was gelopen,
werd gestraft met vier dozijn stokslagen.
Niet alleen de gewone matroos ging zijn
boekje te buiten, ook officieren.
In oktober 1830 verzuimde luitenant Van
den Hurk volk te laten opkomen om victu
alie te hijsen, een maand later sloeg adel
borst le klasse De Lange de kok een
bloedneus. Beiden werd arrest opgelegd.
In vrijwel alle journalen wordt weglopen van
boord vermeld. Meestal keerde de wegloper
weer snel aan boord terug en werd dan be
hoorlijk aangepakt. Een flink pak slaag zat
er meestal wel in. Een matroos, die in de
Middellandse Zee was gedeserteerd, werd
in maart 1831 door de krijgsraad op de
Minerva veroordeeld tot éénmaal van de ra
(in zee) vallen en de nodige slagen met een
laars, het zogenaamde laarzen. De weglo
pers waren meestal Nederlanders. Eenmaal
van boord konden zij zich vermoedelijk
aardig redden, voor matrozen van buiten
landse komaf was dat - vanwege de taal of
uiterlijk - natuurlijk moeilijker.
Een dodelijke steekpartij
Bij het passagieren kwam het nog wel eens
tot ongeregeldheden. In de nacht van 10 op
11 april 1831 liep het helemaal uit de hand.
Omstreeks middernacht kregen enkele ma
trozen van de Napolitaanse brik II Salvatore
bij de Steenenbeer woorden met enkele
Nederlandse matrozen. De Napolitanen be
dreigden hen en sloegen met een stok, een
matroos van kanonneerboot 33 liep daarbij
een bloedende wond aan zijn gezicht op.
De meeste Nederlanders verspreidden zich
toen, maar matroos Van der Woude van de
Vliegende Visch had pech: hij kreeg een
dodelijke steek in zijn nek. De Napolitanen
gingen terug naar hun schip en mishandel
den onderweg nog meerdere personen.
Om vijf uur 's morgens kreeg de wacht aan
boord van de Vliegende Visch bericht, dat
het lijk van Van der Woude was gevonden.
De politie werd direct ingelicht, die ver
zocht om lijkschouwing, waarbij in de hals
langs het sleutelbeen 'eene zware gestoke-
ne wond' werd vastgesteld. Enkele matro
zen werden naar de politie gestuurd om in
lichtingen te geven. Op basis van hun
verklaringen werd de bemanning van de
II Salvatore aan boord geconsigneerd en
werden de matrozen Andronaco, Ciampa
en Cimini gearresteerd en naar Middelburg
overgebracht.
Begin juli kwam het drietal in Middelburg
voor de rechter. Andronado en Ciampa
werden vrijgesproken, Cimini, die de dode
lijke steek had toegebracht, werd overge
dragen aan de scherprechter om....'op het
schavot met den strop om den hals aan de
galg te worden vastgemaakt en met roeden
te worden gegeseld en daarna met een heet
ijzer op den regter schouder te worden ge
brandmerkt met de letters TP...' (Travaux
forcés a Perpetuité langdurige dwangar
beid). Dat betekende in zijn geval tien jaar
Januari 2008
9