rasp- of tuchthuis om aldaar gedurende
die tijd met zijnen arbeid de kost te gewin
nen'.
Krijgsraad
Lichte overtredingen werden door de com
mandanten afgedaan, zwaardere kwamen
voor de krijgsraad. Zo kwam matroos Faes,
die in Middelburg had gestolen, voor de
krijgsraad en hij werd veroordeeld tot twee
jaar tuchthuisstraf. In november 1830
kreeg scheerder F. Pierlie het aan de stok
met de officier van de wacht. Om vernielin
gen te voorkomen kreeg hij hand- en voet
boeien om. De krijgsraad veroordeelde
hem tot eenmaal vallen uit de ra en de no
dige slagen met een laars.
Niet alleen op de Minerva werd krijgsraad
gehouden. Een krijgsraad op de Proserpina
degradeerde bootsman Verhage wegens lie
derlijk gedrag tot matroos le klasse en
plaatste hem over naar de Meermin. Op de
Dolfijn degradeerde een krijgsraad boots
man Dirkse tot matroos le klasse en nam
hem bovendien zijn Militaire Willemsorde
af. De reden van deze zware straf kon niet
worden vastgesteld. Het vonnis werd per
dagorder aan de bemanning van de
Minerva bekend gemaakt.
Ingezette schepen
Tot de ingezette schepen behoorde onder
andere de Vliegende Visch, een brik met 46
bemanningsleden, bewapend met 14 ka
nonnen. Deze arriveerde op 17 oktober
1830 vanuit Hellevoetsluis in de Wielingen.
Daar werd alles in gereedheid gebracht om
het schip tegen een Belgische aanval te
verdedigen. Er werden bewapende wachten
uitgezet en de lont werd brandende gehou
den. De 18e lag de Vliegende Visch op de
rede van Vlissingen en maakte de com
mandant bekend, dat er in het vaderland
onlusten waren uitgebroken, ledereen werd
aangemaand '...zijn pligt voor Koning en
Vaderland getrouw te vervullen...', een op
roep, die gevolgd werd door een luid. drie
werf hoera, lang leve de Koning!'
Enkele dagen later lag het schip voor
Breskens. Daar zag men 's middags een
matroos van de Amphitrite overboord val
len. Een uitgezette sloep wist de drenkeling
aan boord te hijsen en over te brengen naar
de Vliegende Visch. Doktershulp had geen
resultaat, tijdens de platvoetwacht overleed
de drenkeling. Nadat de overledene aan
wal was gebracht, werd koers gezet naar
het Gat van Terveren (Veere), vandaar weer
terug naar de rede van Vlissingen. Daar
kreeg het orders om te ankeren in de
Zuidwatering. Op 1 november ging het op
ioodsaanwijzing naar de Dokhaven.
Ook het korvet Proserpina met 158 koppen
was van de partij. Het werd van Willems
oord naar Vlissingen gestuurd en kwam
daar 18 september 1830 aan. De comman
dant ging de wal op en kreeg orders met
spoed naar Antwerpen te varen en zich on
der bevel van Lewe van Aduard te stellen.
Via Lillo en Liefkenshoek werd Antwerpen
bereikt, waar de Proserpina op 10 oktober
door de Prins van Oranje werd bezocht. Bij
het invallen van de winter voer het schip
naar Terneuzen, op 18 januari 1831 kreeg
het order met spoed naar Vlissingen te zei
len. Wegens dichte mist kon dat niet, wel
de volgende dag, toen voer het schip tot
voor de Dokhaven waar het kruit van boord
werd gehaald. Twee dagen later meerde de
Proserpina in de Dokhaven en begon een
onderhoudsperiode.
De leiding kreeg toen te maken met de be
kende overtredingen zoals van boord lopen
en dronkenschap. Erg bont maakte ma
troos 3e klasse Van den Ouweraat het. Hij
liep van boord, nam de ransel van een
medematroos mee en verkocht de inhoud.
Na zijn arrestatie brak hij uit en ging er
weer vandoor. Hij werd opnieuw gepakt en
in de boeien gesloten.
Na een maand vertrok de Proserpina naar
buiten, nam op de rede kruit in en zeilde de
Schelde op. Er volgden twee maanden pa-
trouilledienst, op 20 april was het schip weer
terug in de Dokhaven. Daar inspecteerde
admiraal Gobius de bemanning, waarbij hij
met alle eerbewijzen werd ontvangen.
Een andere deelnemer was het korvet
Dolfijn. Dat kwam op 17 februari 1831 van
af de Engelse kust op de rede van Vlis-
10
Den Spiegel