zaakt worden door aanhoudende dronken
schap, blindheid, ouderdom, verwonding of
wangedrag.
De blind geworden matroos Samville van
de Nehalenia werd ontslagen met uitbeta
ling van 69,30. Als Zuid-Nederlander
werd hij op zijn verzoek naar Breskens
overgebracht en daar door familie opge
haald.
Matroos Ringeis werd ook wegens blindheid
ontslagen. Met een uitkering van 37,85
werd hij naar het 'Infaliedenhuis' in Leiden
gezonden.
Ook afkomst kon een ontslagreden zijn.
Het is logisch, dat Zuid-Nederlandse ma
trozen niet tegen landgenoten wilden vech
ten. Zij vroegen dan ook ontslag uit Noord-
Nederlandse dienst. Het is niet bekend of
daarbij druk op hen werd uitgeoefend.
In maart 1831 kwam Gobius naar het
wachtschip om een aantal ongeschikten 'in
ogenschouw te nemen'. Of dergelijke be
zoeken regelmatig voorkwamen kon niet
worden vastgesteld.
Otto Willem Gobius, (1758-1843),
vice-admiraal, opperbevelhebber van
de vesting Vlissingen in 1830
(Historisch Topografische Atlas Gemeente
archief Vlissingen)
Begrafenissen
De Minerva fungeerde, populair gezegd,
ook als begrafenisonderneming, overleden
marinepersoneel werd door bemiddeling
van het wachtschip begraven.
Op 28 september 1830 overleed in het hos
pitaal te Vlissingen matroos Morat. De werf
leverde een lijkkist op de Minerva af, die
naar het hospitaal werd gezonden. Twee
dagen later werd Morat vanuit het hospitaal
begraven.
6 December overleed vrijwilliger Jacob van
Belzen, aan het einde van de maand boots
mansleerling Roelofs. Beiden werden onder
regie van de Minerva begraven.
Ook van luitenant Klinkhamer en kwartier
meester Kraaijenburg werd de uitvaart met
militaire eer verzorgd. Zij waren eind okto
ber 1830 aan boord van de Komeet bij Ant
werpen gesneuveld. Omdat de bijgeleverde
kist waarschijnlijk niet geschikt was voor
de begrafenis van een officier, leverde de
werf een andere.
Bij een begrafenis ging altijd een militair
escorte mee. Na de begrafenis van matroos
Pleyte kwamen de manschappen doornat
aan boord terug; als beloning kregen zij een
extra oorlam.
Persoonlijke bezittingen van de overlede
nen werden meestal in het magazijn opge
slagen en periodiek verkocht.
Bevoorrading
Alle schepen op de Westerschelde moesten
bevoorraad worden, in de eerste plaats met
levensmiddelen. Soms gebeurde dat op de
rede van Vlissingen, anders in de Dok
haven. De Minerva stuurde geregeld een
ploeg volk de wal op om levensmiddelen in
's landsmagazijnen te laden, te lossen of
naar een schip te brengen. Het voedsel be
stond hoofdzakelijk uit gort, groene, grau
we of witte erwten, mosterdzaad, boter,
spek, kaas en brood, azijn en jenever, niet
direct ingrediënten voor een Sonja Bakker-
dieet. Ook werd geregeld vers water aan
boord genomen.
Het spreekt haast vanzelf, dat de Vlissingse
middenstand een graantje meepikte. Zo
6
Den Spiegel