leiding gevolgd, want al na één jaar werd hij bevorderd naar de vijfde klas. F.H. Wibaut haalde in juli 1903 zijn diploma om zich vervolgens in te schrijven als student ge neeskunde aan de universiteit van Amster dam. Of het plotselinge overlijden van zijn vader, op jonge leeftijd, bij deze keuze een rol heeft gespeeld, weten we niet. Het lijkt aannemelijk, maar anderzijds had de zoon zijn keuze voor een wetenschappelijke op leiding waarschijnlijk al in 1901 gemaakt toen hij besloot om als 24-jarige nog de HBS te gaan volgen. Of de gezondheid van zijn vader toen ook al te wensen overliet, weten we evenmin. Het vertrek van de jonge Wibaut was waar schijnlijk voor zijn moeder, M.C.J. Wibaut- van de Griendt, reden om eveneens naar Amsterdam te vertrekken. Vijf weken na haar zoon arriveerde zij in de hoofdstad des lands, in gezelschap van haar drie dochters die jonger waren dan Florentinus Hubertus. Haar woonhuis in Vlissingen werd aange kocht door de Scheldedirecteur. Eén van die dochters, Anna Clementine, woonde van 1908 tot 1910 nog in Vlissingen, met haar man de luitenant der infanterie E.A. van Poelvoorde die afkomstig was uit een Vlissingse loodsenfamilie. Met de ver huizing van dit gezin naar Den Haag, in 1910, waren de laatste leden van de fami lie Wibaut uit de Scheldestad verdwenen. Het kan ook zijn dat Florentinus Hubertus Wibaut niet voor de brandstoffenhandel had gekozen omdat hij een avontuurlijke geest had. Ma zijn bevordering tot arts in oktober 1912 vinden we hem terug in Den Haag in 1915, waar hij arriveerde uit Paramaribo. Waarschijnlijk was hij scheepsarts, een aanduiding die we in het Haagse bevol kingsregister overigens pas vinden in 1926, vóór die tijd noteerde men 'niet praktise rend arts'. In de tussentijd had Wibaut in elk geval in Haarlem, Mew York en twee keer in Buenos Aires gewoond. Het water moet deze Vlissinger getrokken hebben: in 1925 woonde F.H. Wibaut in Amsterdam-Noord vlakbij de pont over het IJ, op een adres waar hij tussen 1935 en 1937 ook woonde en het beroep van arts uitoefende, in de tussenliggende jaren Een vrachtwagen van F. Wibaut Zoon in de Emmastraat, ca. 1925. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen) woonde hij eerst in Buenos Aires en daarna in Arnhem. Toen hij in 1937, dus op zestig jarige leeftijd, uit Amsterdam naar Den Haag vertrok, werd dat vermeld in de ko lommen van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde dat alle verhuizingen van artsen registreerde. Ook bij zijn overlij den in oktober 1949 in Arnhem werd als beroep 'arts' vermeld, deze keer zwegen de betreffende rubrieken in het N.T.v.G. In Arnhem had de ongehuwde F.H. Wibaut sinds 1939 gewoond. De brandstoffenhandel De steenkolenhandel, de firma F. Wibaut Zoon werd vanaf 1902 voortgezet door G.R.E. van Raalte (1882-1933), één van de zoons van de directeur van De Schelde. Kort na het overlijden van F. Wibaut had zijn zoon F.H. Wibaut nog, samen met boekhouder L.C. Stevens, een tijdje de be voegdheid gehad om handelend voor de fir ma op te treden. Vanaf 1905 zat er geen Wibaut meer in het voorvaderlijke bedrijf: in dat jaar werd er een nieuwe vennoot schap opgericht tussen G.R.E. van Raalte en één van zijn broers, de in Den Haag wo nende L.E.M. van Raalte. Zij waren de nieu we eigenaren van de brandstoffenhandel. G.R.E. van Raalte bleef directeur. Hij was een progressieve liberaal en richtte in 1909 de Vlissingse afdeling van de Vrijzinnig Democratische Bond op. Zijn progressieve gezindheid verbond hem met de Wibauts die ook altijd voor het belang van de gewo- 6 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2008 | | pagina 8