Het best bewaarde archief in Nederland
voor wat betreft de slavenhandel is het ar
chief van de Middelburgsche Commercie
Compagnie, opgericht in 1720 en opgehe
ven in 1889. In eerste instantie richtte de
Commercie Compagnie zich op de goede
renhandel, vanaf 1734 schakelde men over
op de meer lucratieve slavenhandel, de zo
genaamde driehoekshandel. In totaal
ondernam de Compagnie 1 13 driehoeks-
reizen. Echt lucratief zijn de reizen echter
nooit geweest. Unger schat de winstper
centages gemiddeld op twee tot drie pro
cent. Hierbij is geen rekening gehouden
met de toeleveringsbedrijven in en rondom
Middelburg, die daar toch wel een behoor
lijk graantje van zullen hebben meegepikt
bij de bevoorrading van de schepen, al zijn
hier nauwelijks cijfers over bekend.
De reis
Kapitein Adriaan Jacobs en zijn 41 koppen
tellende bemanning verlaat op 7 december
1762 met het fregatschip Prins Willem V de
rede van Rammekens voor een reis naar
West-Afrika, met veelzeggende namen als
Greinkust, Ivoorkust, Goudkust en Slaven
kust. De opdracht is om daar slaven in te
handelen en deze vervolgens in Suriname
met winst van de hand te doen. Na een
voorspoedige reis komen ze op 14 januari
aan in West-Afrika. Daar begint de moeiza
me zoektocht naar de 'handelswaar'. Een
proces dat met het gebrek aan vaste han
delscontracten zelfs wel een jaar kon duren.
Kapitein Jacobs doet er zeven maanden
over om z'n schip vol genoeg te krijgen om
de oversteek te wagen. De Engelse en
Franse concurrentie is soms letterlijk moor
dend. Uiteindelijk heeft hij 312 slaven aan
boord, waarvan er nog 14 sterven 'door
den afgang', eer de oversteek begint.
De verkoop
Op 20 oktober 1763 laat Jacobs het anker
uitgooien in de Surinamerivier voor
Paramaribo met aan boord 280 slaven.
Twee maanden eerder, 17 augustus, is hij
vanuit Annamaboe aan de Goudkust
(tegenwoordig Ghana) met 298 slaven aan
boord naar Suriname gevaren. Onderweg
sterven nog eens 18 slaven, grofweg elke
drie dagen één. In een brief aan zijn supe
rieuren in Middelburg meldt Jacobse deze
cijfers, er aan toevoegend: 'maar daar zyn-
der nog een stuk of 6 a 7 die heel gering
ben, vreese dat zy ook nog heen zullen
gaan, eer ik ze kan verkoopen.' De laatste
toevoeging is veelzeggend. Uiteindelijk be
zwijken er nog vijf en resteren er 275 die
verkocht kunnen worden.
Aan wal verneemt de kapitein dat de prij
zen redelijk tot goed zijn, maar hij heeft het
niet uit officiële bron vernomen, dus houdt
hij een slag om de arm.
De slaven werden zolang ze niet verkocht
waren gehuisvest in het zogenaamde sla-
vendepot. Na zo'n reis was de fysieke con
ditie - laat staan de psychische conditie -
niet best: 'Edog de slaven een weynig be
ginnen af te vallen, door lange reys' schrijft
Jacobs. Ook de bemanning gaat kleer
scheuren vertonen: 'Egter het volk een wey
nig begint af te vallen, zoo met gaaten in de
beenen en andere ongemakken dog buyten
gevaar.'
Op 31 oktober 1763 wordt in Paramaribo
een openbare verkoping gehouden van
'een partij swarte slaven'. In totaal worden
er 50 slaven verkocht, de opbrengst be
draagt 11.050,Wie die lijst onder
ogen krijgt, ziet onbarmhartigheid en zake
lijkheid hand in hand: 'Een neegerin met
een zeer oog' lezen we, gevolgd door 'een
neeger met een geswei aan de bil, gezond'.
Een dag later volgt er weer een veiling.
Ook nu worden alle gebreken en resultaten
keurig opgesomd. 'Mankementen' als 'een
zeere toon', 'een steenpuijst op zijn buyk'
en 'gezond met wat schurfd aan de rug',
passeren de revue. Het resultaat van de
tweede veiling is iets beter: 11.055,
voor de verkoop van 48 slaven. Half no
vember schrijft Jacobs nog aan zijn supe
rieuren in Middelburg dat de veilingen
tegenvallen en dat hij de rest van de slaven
onderhands probeert te verkopen, dus bui
ten de veiling om.
Een kleine drie weken later zien we hem
toch weer op de veiling verschijnen. De
10
Den Spiegel