De Francesco Ferruccio
toe, dat hij gemachtigd was een vergunning
tot doorvaren af te geven indien de gezag
voerder er om vroeg.
Om vertraging te voorkomen vroeg Cantü
toestemming, die direct werd verleend.
Verder deelde hij nog mee zijn komst aan
de ambassadeur te hebben geseind. De of
ficier van piket vroeg daarop of hij die in
Den Haag bedoelde, maar Cantü antwoord
de: de ambassadeur te Brussel.
De Nederlandse officier kreeg tijdens het
onderhoud de indruk, dat kapitein Cantü
enigszins geïrriteerd was, vooral omdat hij
meende volgens zijn instructies gehandeld
te hebben. Van een minder beleefde behan
deling was echter geen sprake. We zien het
helemaal voor ons: een temperamentvolle,
druk gesticulerende Cantü tegenover een
flegmatieke Nederlandse officier...
Na afloop van het onderhoud vroeg de
Belgische loods in het Nederlands of hij
door mocht varen waarop bevestigend
werd geantwoord. De officier van piket ging
terug naar de Z8 en kwam daar om 11 uur
weer aan boord. Direct werd een draadloos
verslag gezonden aan de vice-admiraal in
Middelburg.
De Z8 stoomde terug naar de rede van
Vlissingen, nam daar een onderdeel over
van de Z7 en voer weer naar buiten. Bui
tengaats werd een controleschot gelost,
toen was het blijkbaar genoeg, het schip
ging weer op Vlissingen aan en meerde om
13.45 in de haven. De bemanning mocht
passagieren tot 20.30 uur.
De commandant Scheldemonden lichtte
nog dezelfde dag de Marinestaf in Den
Haag over de kwestie in, die op haar beurt
het Ministerie van Buitenlandse Zaken in
kennis stelde.
Op 19 september ging een officieel proces
verbaal naar de opperbevelhebber van
land- en zeemacht.
De pers
Het incident haalde de dagbladen. De
Franstalige Belgische krant La Dernière
Heure publiceerde het gebeuren in haar
editie van 5 september 1919 en beweerde,
dat tussen kapitein Cantü en de Neder
landse officier een levendige discussie, lees
ruzie, was geweest. De volgende dag kwam
de krant op het incident terug en schreef,
14
Den Spiegel