Overigens had hij niet veel concurrentie. In 1913 waren er twaalf landen met een vorm van consulaire vertegenwoordiging in Vlissingen: de buurlanden, en kustlan den van West-Europa en Rusland, maar geen van hen had een betaalde functie. Dat kwam omdat er maar enkele im- en exportfirma's actief waren. Drie exportbe drijven in Middelburg, de Nouvelle Sociéte des Glaceries Néerlandais in Sas van Gent (de leverancier van glaswerk naar de VS) en vier Vlissingense importeurs, naast één in Middelburg en Goes. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef de handel in stand vooral van zaden en wat elektrische lampen, waar schijnlijk uit de Vitrite fabriek in Middelburg. Vanaf het begin van Auers benoeming aarzelde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken of er wel een con sulaat in Vlissingen nodig was. De recht vaardiging werd gevonden in de strategi sche ligging van de stad aan de mond van de Schelde, het passagiersvervoer met Engeland en de mogelijkheid van het voor komen van scheepsrampen. Deze passa giers werden in de gaten gehouden, want een deel van hen kwam om te gokken op paardenrennen toen dat in Engeland ver boden werd. In zijn kantoor was een ka mer ingeruimd als consulaat, compleet met vlag en wapenschild. Die vlag hing hij uit op Onafhankelijkheidsdag 4 juli en Nederlandse feestdagen. Burgemeester en wethouders van Vlissingen in de periode sept. 1913 - sept. 1915. Van 1. naar r.: P.F. Auer, mr. dr. F.S. Witteveen, burge meester jhr. Mr. A.A. van Doorn van Koudekerke, J.J. Tichelman en C.A. Kalbfleisch. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen) We weten deze details omdat Auer de eerste consulair agent in Vlissingen was die te ma ken kreeg met geregelde beoordelingsbe- zoeken. Sedert 1906 was de Amerikaanse diplomatieke dienst op meer professionele voet geschoeid en kregen alle kantoren eens in de drie jaar inspectie. Auer kreeg goede rapporten. Hij scoorde hoog in be trokkenheid, alleen zijn dienstvaardigheid moest nog wat bijgeschaafd worden (wat hij graag deed) en voor zijn gezondheid kreeg hij maar net aan een voldoende. Daar kon hij niet veel aan doen vanwege een lam been. Aanvankelijk was zijn beheer sing van het Engels maar net voldoende, maar hierbij hielp vast zijn vrouw Johanna Catharina Marie van der Steen. Zij had na melijk enkele jaren in Amerika gewoond en was in 1879 weer in Vlissingen komen wonen. Ondanks het feit dat hij nog geen 50 per jaar ontving voor zijn diensten, zette hij zich zeer in. Zijn rapport prees hem voor zijn 'grootst mogelijke dienstverlening aan alle reizende ambtenaren' en voor de lange dagen die hij maakte. Waarom ambieerde deze man deze po sitie? Financieel leverde het hem nau welijks wat op. Hij mocht de helft van de ontvangen leges houden. In goede jaren leverde hem dat ongeveer 100-200 per jaar, maximaal 500,-- of 220,-- op, in slome jaren 50. Daarvoor was hij veel in touw. Geld was niet de hoofdzaak, maar het prestige dat verbonden was aan de positie 20 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2009 | | pagina 22