De Amerikaanse consulaire agent in Vlissingen Hans Krabbendam In september 2009 is het vier eeuwen geleden dat de Engelse kapitein Henry Hudson in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie de wateren rond het eiland Manhattan aan de Amerikaanse oostkust binnenvoer en zo het begin markeerde van een lange en veelzijdige betrekking tussen Nederland en Amerika. Op dit eiland werd een fort gebouwd en in 1625 werd daar de 'stad' Nieuw Amsterdam gesticht, sinds 1664 bekend als New York. Hoewel deze her denking vooral een landelijk gebeuren is, waarin Amsterdam en New York een hoofdrol spelen, zijn er op andere plaatsen ook elementen terug te vinden van deze wederzijdse betrekkingen. Ook in Zeeland, ook in Vlissingen. Bewindvoerders van de Oost- en West- Indische Compagnieën, admiraals, emi granten, politici en kunstenaars onder hielden contacten met Amerika. In het onderzoek dat op het Roosevelt Study Center in Middelburg, een researchinsti tuut voor de Amerikaanse geschiedenis en Nederlands-Amerikaanse betrekkingen, is uitgevoerd naar deze transatlantische banden is ook het één en ander naar bo ven gekomen over een Vlissingse connec tie. De officiële vertegenwoordiger van de Verenigde Staten was sedert januari 1899 Pieter Francois Auer. Deze zoon van een scheepmaker (geboren op 23 september 1866) werd toen benoemd tot consulair agent van de VS. De vraag die in dit artikel beantwoord wordt, is wat deze functie voor stelde en welk belang het grote Amerika had bij het kleine Vlissingen. De activiteiten van Auer geven daar een antwoord op. Auer was 32 jaar oud, net getrouwd en werkte als cargadoor (scheepsmake laar) voor de firma De Groof en Co die kantoor hield aan Beursplein 7 (toen nr. 29) in Vlissingen. Zelf woonde hij aan de Badhuisstraat 27. Druk had hij het niet met deze functie, maar hij nam zijn positie zeer serieus, dertig jaar lang. Die functie be stond al in 1804 toen daarop William Signij benoemd werd. Aan het begin van de ne gentiende eeuw was er nog wel wat scheep vaart met Amerika, maar gaandeweg de negentiende eeuw liep dat terug. Dat had anders kunnen verlopen als Zeeland er in 1869 en 1870 in was geslaagd om de Zeeland Amerika Lijn van de grond te krij gen, maar dat plan mislukte door gebrek aan samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden. Vlissingen had nauwelijks rechtstreekse handel met de Verenigde Staten. De meeste import verliep via de havens van Rotterdam en Amsterdam. Enkele buitenlandse sche pen, meestal uit Engeland, waren op reis naar Amerika. Ook voor de belangenbehar tiging van Amerikaanse staatsburgers, ook een taak van de consul, was zijn steun niet echt nodig. Er woonden geen Amerikanen in de provincie. Wel waren er reizigers die gebruik maakten van de veerboot tus sen Vlissingen en Engeland. Het was zijn belangrijkste taak om producten die naar Amerika werden uitgevoerd te voorzien van een bewijs van waarde, ten behoeve van de vereiste invoerrechten. Hij verstrekte ook informatie over Amerikaanse produc ten aan potentiële leveranciers, maar veel vraag was er niet. Zijn werk beperkte tot het verstrekken van uitvoervergunningen die de waarde van de goederen bepaalde. In 1908 verscheepte Vlissingen voor 30.164,34 aan producten naar de Verenigde Staten. Het meeste daar van was glas 16.829,42, gevolgd door al lerlei zaden en bonen. In de winkels lagen wat huishoudgoederen, schoenen en voe dingsmiddelen uit Amerika, maar over de jaren heen nam dat nauwelijks toe. April 2009 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2009 | | pagina 21