Rond 1800
Jo de Ridder
Rond 1800 kregen de inwoners van Vlissingen
heel wat ellende over zich heen.
Het begon in 1787, toen er in de Scheldestad
een soort burgeroorlog uitbrak tussen de
orangisten of prinsgezinden en de patriotten.
De eerste groep schaarde zich in het algemeen
achter het beleid van de prinselijke stadhouder.
De patriotten waren van mening dat de
prins voor een deel schuld had aan de eco
nomische neergang in de Republiek. Ook
verzetten zij zich tegen een systeem waarbij
de regenten de belangrijkste bestuursbaan-
tjes onderling verdeelden. Op de avond
van 29 september 1787 kwam het tot een
gewelddadige uitbarsting. Orangisten be
legerden woningen van patriotten, gooi
den ruiten in, plunderden de inboedel en
vernielden complete huizen. Meer dan 40
woningen werden volledig verwoest en
een zelfde aantal liep zware schade op. De
Vlissingse prinsgezinden kregen daarbij
ook nog versterking van oranjeklanten uit
Middelburg en uit de omliggende dorpen.
Een aantal patriotten, waaronder enkele
regenten, moest Vlissingen halsoverkop
verlaten.
Na de Franse revolutie in 1789 hadden zich
groepen patriotten verenigd in het Bataafs
Legioen. Na enkele vergeefse pogingen
lukte het hen in de winter van 1794 het
grondgebied van de Republiek te veroveren.
Stadhouder Willem V vluchtte op 18 januari
1795 met zijn gezin naar Engeland en nog
geen maand later was Vlissingen zonder
slag of stoot door Franse troepen veroverd.
Daarmee kreeg Vlissingen de twijfelachtige
eer als eerste stad bij het Franse rijk te wor
den ingelijfd.
Waren het in 1787 de orangisten die aan
het langste eind trokken, nu waren het de
patriotten die de lakens uitdeelden en de
plaatsen van de oranjemannen overnamen.
Nog in februari van dat jaar werd het vol
ledige stadsbestuur aan de kant geschoven
onder het motto: Vrijheid, Gelijkheid en
Broederschap.
Vrij snel daarna werden alle uiterlijke herin
neringen aan de prinsen van Oranje Nassau
verwijderd of overgeschilderd. Ook het wa
pen van Oranje bij de trap van het stadhuis
moest er aan geloven.
Enige jaren was het betrekkelijk rustig in
de vestingstad. Totdat de Fransen in 1795
besloten dat Vlissingen, op een bevolking
van ca 5200 zielen, ongeveer 3400 Franse
militairen moest huisvesten. Franse officie
ren moesten bij particulieren worden onder
gebracht. Deze particulieren kregen in het
begin nog een redelijke vergoeding, maar
na verloop van tijd werd met papiergeld be
taald in plaats van met muntgeld. Deze bil
jetten, ook wel assignaten genoemd, wer
den steeds minder waard en waren op den
duur bijna waardeloos. Vele Vlissingers wei
gerden dan ook langer dit geld als vergoe
ding voor de inkwartiering aan te nemen,
wat vervolgens tot onenigheid leidde met
de militairen. Het was niet het enige twist
punt, want daarbij kwamen als gevolg van
de opgelegde Franse douanebepalingen de
handel en visserij vrijwel stil te liggen. Het
resultaat van dit alles was dat de bestaande
armoede onder de Vlissingse bevolking in
korte tijd alleen maar toenam.
Tot overmaat van ramp werd de stad in de
nacht van 14 op 15 januari van 1808 door
een watervloed getroffen. Een extreem
hoge waterstand en een striemende noord
westerstorm stuwden het Noordzeewater tot
ongekende hoogte op. Met het gevolg dat
kaaien overliepen en het water op meerdere
plaatsen als kolkende rivieren de lager ge
legen straten instroomde. In grote delen van
de stad stond het zoute water binnen een
half uur tot soms wel meer dan twee me
ter hoogte. Vele huizen liepen aanzienlijke
schade op door ronddrijvend balkhout van
de scheepswerven. Ook de St. Jacobskerk,
de Middelkerk en de Lutherse kerk kregen
te maken met wateroverlast, waardoor on-
Juli 2009
3