terd was over de inkwartiering en zich geen
baas meer voelde in zijn koninkrijkje.
Tweede Wereldoorlog
De problemen met de Luchtwachtdienst
stelden eigenlijk niets voor, er was zwaar
der weer op komst. Op 10 mei 1940 brak
de oorlog uit, de omgeving van het weer
station kwam in de vuurlijn te liggen, de
12e vielen bommen op Vlissingen en het
observatorium werd flink beschadigd: dak
en deuren kapot, alle ruiten aan diggelen.
Observator De Ruijter moest op last van de
marine zijn post verlaten en vluchtte eerst
naar Koudekerke, later naar Aagtekerke.
Toen hij eind mei op zijn standplaats terug
keerde was er veel gestolen.
Begin juni kwam observator Van Ginkel uit
De Bilt voor overleg naar Vlissingen. Met
toestemming van de Duitse instanties be
zocht hij het observatorium. Het hele com
plex, op het woongedeelte van De Ruijter
na, was door de Kriegsmarine in beslag
genomen.
Herstel van het gebouw was inmiddels be
gonnen en De Ruijter had de waarnemingen
weer opgepakt. Hij was wel bang om op het
dak beschoten te worden bij het verwisse
len van de zonneschijnstrook. Van Ginkel
stelde voor bij bezwaren van de Duitsers
een andere plek voor de zonneschijnmeter
te zoeken.
De Duitsers wilden trouwens niet dat waar
nemingen werden gedaan in een gebouw
dat zij gebruikten. Eigenlijk kwam dat wel
goed uit, want de familie De Ruijter was
behoorlijk van streek en wilde weg van
het Eiland. In de omgeving waren afweer
geschut en zoeklichten opgesteld en in de
haven was een bom gevallen. Het lukte
hen vrij snel een woning te huren in de
Spuistraat.
Intussen zocht Van Ginkel een andere plek
voor de instrumenten, maar de gebouwen
van de Mij Zeeland, de Zeevaartschool en de
RHBS vielen om verschillende redenen af.
Uiteindelijk besloot de bezetter, dat de in
strumenten in het gebouw konden blijven
en dat de Duitse marine de klimatologische
waarnemingen zou uitvoeren. De Ruijter
Januari 2010
kon die dan enkele keren per week komen
halen. Wolken- en zichtwaarnemingen kon
hij zelf blijven doen, daarvoor hoefde hij niet
op het bezette terrein te komen. Schijnbaar
vertrouwden de Duitsers hem niet. Van
Ginkel begon met de opleiding van twee
Duitse matrozen tot waarnemer.
Na enige tijd werd De Ruijter weer in de in
strumentenkamer toegelaten en kon daar
weer waarnemingen doen. Die werden
vooral 's avonds nog al eens gehinderd
door luchtalarm of avondklok. Vaak ver
schenen zo rond half negen Engelse vlieg
tuigen boven Vlissingen. De Ruijter moest
na het einde van zijn dienst onder luchtaf-
weervuur naar huis fietsen terwijl granaat
scherven op straat kletterden.
Waarnemingen in het donker werden met
een zaklamp gedaan, maar dat was tegen
de zin van de Duitse geschutsbemannin-
gen, die geen uitstralend licht wilden. Om
moeilijkheden met die lieden te voorkomen
werd daarom nogal eens geschoven met de
waarnemingstijden.
Ter assistentie van De Ruijter werd op 1 de
cember 1940 P. den Bleijker als hulpobser
vator aangesteld.
Ondanks vele luchtaanvallen bleef het ob
servatorium betrekkelijk ongedeerd. Begin
januari 1941 vielen brandbommen rond het
gebouw zonder schade aan te richten, op
13 juni 1943 werden bij een bomaanval op
de haven de windrichtingmeter en kwikba-
rograaf vernield.
Als gevolg van de oorlog trad ook mate-
riaalschaarste op, in 1942 was er bijvoor
beeld gebrek aan registreerinkt. De Ruijter
kreeg uit De Bilt een opmerking over zijn
inktverbruik, dat lag veel hoger dan bij de
andere hoofdstations. Dan was er nog de
dreiging van evacuatie der Vlissingse be
volking en verplaatsing van het weerstation
naar Oranjezon, het werk van de observator
werd er niet leuker op...
Naar Britannia
In de loop van september 1943 werd het
observatorium op last van de Duitsers ont
ruimd en later afgebroken. Het lukte onder
dak te vinden in hotel Britannia en begin
11