gemeester van Vlissingen, de directeur
van De Schelde, notaris J.L. Verhagen en
enkele wethouders. Op 10 april werd een
grootscheepse manifestatie georganiseerd
in de Scheldehal, waar Vlissingse notabe
len het woord voerden, bijgestaan door een
wethouder van Middelburg en een gedepu
teerde. Telegrammen werden verzonden
aan de ministerraad, de Tweede Kamer
werd verzocht om intrekking van het besluit
en te bevorderen dat de marine zo spoedig
mogelijk naar Vlissingen zou terugkeren.
De manifestatie werd vooraf gegaan door
muziekvereniging Ons Genoegen, die een
mars door de stad maakte en waarbij een
spandoek 'Vlissingen en de Marine zijn één'
werd meegedragen. Het mocht niet baten,
Den Haag handhaafde het besluit en de
meeste Jannen verlieten Vlissingen.
Als doekje voor het bloeden werd besloten
de Queen Wilhelmina voor patrouilledienst
en vlagvertoon voorlopig in Vlissingen te
laten, maar dan wel onder het marinecom
mando Rotterdam.
Ook oud-burgemeester C.A. van Woelderen
mengde zich in de discussie. Hij schreef in
de PZC, dat het onjuist was te beweren dat
de marine uit Vlissingen was teruggetrok
ken. De kwestie was nog in studie en over
de vestiging van marinebases in Nederland
was nog geen beslissing genomen. Hij
wees verder op het strategisch belang
van Vlissingen, dat bijvoorbeeld tijdens de
Tweede Wereldoorlog en de Franse tijd zo
duidelijk naar voren was gekomen.
De Partij van de Vrijheid (tegenwoordig
VVD) nam de kwestie op in haar urgentie
programma voor de komende statenverkie
zingen. Daarin werd krachtige actie bepleit
voor terugkeer van de marine naar Vlis
singen.
Vertrokken of... toch niet?
Hoewel met ingang van 1 mei 1946 het ma
rinesteunpunt Vlissingen werd opgeheven,
bleef er toch nog een bepaalde marineacti
viteit over, namelijk mijnenvegen. Daarvoor
waren in Vlissingen enkele mijnenvegers
gestationeerd, in 1946 onder andere Hr. Ms.
Beveland, Rozenburg en Terschelling. In het
najaar lag de Douwe Aukes als moederschip
in Vlissingen, in september woonde luitenant
admiraal C.E.L. Helfrich vanuit Vlissingen een
veegoperatie bij. De Douwe Aukes lag van
eind oktober 1946 tot medio januari 1947 bij
de Schelde voor reparatie.
Ook in 1947 en 1948 werden veegoperaties
uitgevoerd, 's morgens vertrokken dan enkele
mijnenvegers, die in de loop van de middag
terugkeerden.
In die jaren werd Vlissingen ook nogal eens
door buitenlandse oorlogsschepen aangelo
pen, de marine was dus niet helemaal ver
dwenen.
Onder commando Rotterdam
Vanaf 1 mei onderhield de QW min of meer
een pendeldienst tussen Vlissingen en
Rotterdam. Eind april lag het schip even in
Oostende, daarna ging het via Rotterdam
weer naar Vlissingen. Na een paar dagen
in Vlissingen, werden vanuit Rotterdam
enkele reizen met passagiers naar Tilbury
gemaakt. Tot eind mei was het een heen
en weertje tussen Rotterdam en Vlissingen,
waarbij één keer binnendoor via de Ooster-
schelde werd gevaren.
Begin juni was de QW voor de afwisseling
weer eens in Terneuzen. Op de terugweg
naar Vlissingen werd geankerd en ging de
officier van piket van boord. Er naderde
een Zweeds eskader, bestaande uit de krui
ser Fylgia en twee torpedo-jagers, waarmee
eerbewijzen werden gewisseld. Na een be
zoek aan deze schepen keerde de officier
van piket weer aan boord terug.
Even later passeerde nog een Engels oor
logsschip, dat ook werd gegroet.
Naar de roeiwedstrijden in Oostende
Van 20 tot 28 juli 1946 werd in Oostende
de jaarlijkse Internationale Yacht-rally ge
houden waarbij ook buitenlandse mari
nes aanwezig waren. De Belgische rege
ring verzocht daar volgens traditie twee
Nederlandse marineschepen bij aanwe
zig te laten zijn. Het verzoek kwam in de
Marinestaf aan de orde. De marine wilde
de Van Speyk sturen, maar Buitenlandse
18
Den Spiegel