de, werkte met heel grote letters, slordige
hanenpoten die af en toe moeilijk lees
baar zijn, tot en met het eerste deel van
het sterfjaar XVc van de laatstgenoemde,
Jan Goessz.( Goossens). Daarna werd het
tweede deel met de datum afgemaakt in
veel kleinere en andere letters door een
tweede persoon. Blijkbaar was de oude
graveur overleden, of niet meer in staat om
te werken. Echtpaar De Ketelare is in het
zelfde jaar, 1522, overleden, misschien kort
na elkaar. De sterfdata ontbreken in dit ge
val. Hun erfgenaam, Jan Goessz., liet deze
steen vervaardigen en reserveerde er gelijk
voor zichzelf een plaatsje bij. Zijn naam
werd er alvast bij gezet met een gedeelte
van het sterfjaar, en dat moest na zijn over
lijden alleen nog afgemaakt worden. Men
leefde als het ware met de dood voor ogen.
Na 1572
De grafzerken van na de Reformatie zijn
eigenlijk een hoofdstuk apart. Werd eerst
de leeftijd nooit vermeld, vanaf 1572 deed
men dat wel. Daarvoor waren alleen het
sterfjaar en de sterfdatum belangrijk, die
stonden ook genoteerd in de zielmisboe-
ken en op de sterfdatum werd voor het
zielenheil van de overledene gebeden. Na
de Reformatie veranderde er veel. Aan de
geboortedatum werd nooit veel aandacht
besteed, wel aan de datum van de doop.
De oude zielmisboeken zijn allemaal ver
brand, wat we nog weten over de doden
van voor 1572 staat op hun grafsteen, als
die er nog is. Daarom vormen die summie
re grafschriften belangrijke informatie. Op
grafzerken lezen we nu ook meer informatie
over de overleden personen, behalve hun
leeftijd worden ook andere bijzonderheden
vermeld. In de Sint Jacobskerk liggen nog
dertien zeventiende eeuwse grafzerken. In
de zuider kapellen liggen vanaf de ingang
gerekend de nummers 14, 25, 93, 37, 13,
en nog een zerk die niet bij Dommisse,
maar wel bij Bloys van Treslong Prins
vermeld wordt onder nr. 151. Nr. 14 is
de grafzerk van kapitein Charel de Cock.
Zijn grafschrift staat in Latijns lettertype
in het middenveld, onder het wapen. De
Grafsteen van Dignis Jacopsz. Ketelare, overleden
1522; nr 103.
(Foto Sarina Hendrikse)
tekst luidt: 'Hier leyt begrave(n) Capitey(n)
Charel de Cock geseydt de(n) Breen, van
Antwerpe(n) overleed den 3 december out
53 jaeren 1614'. In het wapen wordt zijn
naam uitgebeeld met hanen. Deze zerk ligt
in de tweede zuiderkapel, onderaan de trap.
Het is de enige zerk in die kapel.
In de derde zuiderkapel liggen drie zerken,
rechts nr. 25, de zwaar beschadigde zerk
van kapitein Marinus Hollaer, vice-admiraal
van Zeeland, geboren in Veere, wonende in
de Slijkstraat en overleden op 10 februari
1637. De tekst: 'Hier leght begraven Dheer
Marinis Hollar vis-admirael van Seelant,
sterf den 10 Febervari 1637.' Zijn vrouw,
hier niet genoemd, overleed op 22 oktober
1641. In het wapen zien we een zwemmen
de meerman met een zwaard.
Dan in het midden nr. 93, de rijk gebeeld
houwde zerk van Johan de Groote, gebo
ren in Gent en koopman in Vlissingen, en
22
Den Spiegel