Rotterdam was vertrokken. De militaire leiding gaf daarom de Staatsspoorwegen opdracht een extra trein naar de Maasstad in te zetten. Daarmee reisden De Boo van (Jijen, Prins, Van den Kieboom en luitenant ter-zee Heeris naar Rotterdam. Daar gingen zij direct naar het huis van Boon aan de Vogelenzang en vroegen hem naar de kaar ten. Samen met Boon ging het gezelschap naar café Möller aan de Westewagenstraat, waar de kaarten op één na werden aange troffen. Terug in het huis van Boon werd de nog ontbrekende kaart, die van de weste lijke helft van de Westerschelde, gevonden. De opgespoorde kaarten werden door de politie in beslag genomen en daarna aan de rechtmatige eigenaar luitenant Heeris over handigd. De marineleiding kon opgelucht ademhalen..! Boon werd gearresteerd en op 12 okto ber, samen met Van den Kieboom, op ver denking van spionage overgebracht naar Vlissingen en in het politiebureau opge sloten. Twee dagen later werden Basten en Van den Kieboom door een militaire patrouille opgehaald en elders achter de tralies gezet, Boon werd voorgeleid aan de officier van justitie in Middelburg en daarna opgesloten in het Huis van Bewaring. Viceadmiraal Smit reikte op het politiebu reau met waarderende woorden de belo ning van 500,-- uit aan De Boo van (Jijen en Prins. Ook in de dagbladen werd aan dacht aan de diefstal besteed. Kamervragen Het voorval was ook bij de politiek bekend geworden. Het flamboyante Kamerlid Ter Hall, die enkele jaren bij de marine gediend had, stelde er vragen over aan de minister van Marine, Naudin ten Cate. Deze erken de dat er belangrijke stukken waren ont vreemd, die gelukkig waren opgespoord. Hij gaf een overzicht van de feiten en be nadrukte dat maatregelen waren genomen om herhaling te voorkomen. De chef van de marinestaf gaf zijn commandanten op dracht de opslag van geheime stukken nog eens grondig te controleren en alle maat regelen te treffen om herhaling van diefstal te voorkomen. Als het kalf verdronken is... Naar de rechtbank De beide zaken hadden natuurlijk een straf rechtelijk staartje. Allereerst het Belgische spionagegeval. Op 28 januari 1919 ver schenen Berwald en Luijens voor de recht bank in Middelburg. Berwald werd beschul digd van het wegnemen van een kaart met het Cadzandse mijnenveld en het daarop aangeven van de veilige vaarwateren met het doel die in handen te brengen van een buitenlandse mogendheid. Luijens werd het uitlokken van die daad ten laste gelegd. Er ontstond al direct geharrewar over de vraag of de zitting met gesloten deuren moest worden behandeld. Uiteindelijk werd besloten tot openbare behandeling. Een drietal getuigen was opgeroepen: de heer Bouckaert, inspecteur van het Belgische loodswezen, die meedeelde dat Luijens se dert december 1914 niet meer in actieve dienst was maar nog wel een toelage ont ving. Getuige Lagace, betaalmeester, gaf inlichtingen over de betaalwijze van be klaagde, de derde getuige Plus, was niet komen opdagen. Ook Kokelaar was aanwezig en weigerde de eed af te leggen omdat hij geen geloof had. Hij verklaarde met Luijens en Plus in contact te zijn gekomen en had met hen afgesproken inlichtingen te geven over het mijnenveld bij Cadzand en Duitse batterijen langs de Vlaamse kust. Berwald verklaarde niet geweten te hebben dat de kaart voor een vreemde mogendheid bestemd was. Op zijn beurt zei Luijens, dat hij gegevens moest hebben over de mijnen velden bij Cadzand en Westkapelle met het doel de Entente een veilige vluchtweg via de Nederlandse wateren te bieden. Getuige Heeris deelde nog mee, dat de ge vonden kaart een beeld gaf van de vaargeul via de Wielingen tot Vlissingen met drie keer de vermelding 'vrije geul'. Na ontdek king was het mijnenveld veranderd maar de betonning was hetzelfde gebleven. De officier wees er in zijn betoog op dat zowel B. als L. door Plus werden betaald. Luijens was wel schuldig maar deed dat Oktober 2011 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2011 | | pagina 11