Vandaar de aanwezigheid van de vogel op
barokke preekstoelen in kerken. Het exoti
sche dier werd pas in de zestiende eeuw in
Europa ingevoerd en werd gezien als ko
ningsvogel.
Dit dier is dus een symbool met een his
torische betekenis. Vroeger werd hij door
traditionele schutters gebruikt in de vorm
van een houten exemplaar dat op de kerk
toren werd geplaatst. Degene die de pape
gaai schoot, mocht zich schutterskoning
noemen. Hij werd dan met de nodige eer
behandeld. Zou een merkwaardig spreek
woord in onze taal met die eer te maken
kunnen hebben? De papegaai van het stok
je schieten betekent namelijk 'een vrouw
zwanger maken'...
Na Zwanenburg en Lammerenburg bete
kende de naamgeving alweer een buiten
plaats met een verwijzing naar een dier, in
het zuidwestelijke deel van Walcheren. De
naam Faauwenburg kwam daar trouwens
na 1681 nog bij.
Net als de grote reder Cornelis Lampsins
van het nabijgelegen Lammerenburg, legde
Ghyselin verband tussen familiewapen en
lusthof.
Baljuw Johan Ghyselin
We mogen aannemen dat de kinderen van
de burgemeester bij zijn dood in 1666 min
derjarig waren. De heren Mr. Pieter van
Campen (baljuw van Goes en later dijk
graaf van de Breewatering) en Johan Le
Sage (raad, schepen en later burgemees
ter van Middelburg) wierpen zich namelijk
op als voogden over de wezen van Evert
Ghyselin. Drie jaar later werd zoon Johan
Ghyselin eigenaar van zijn vaders lusthof.
Johan trouwde met Johanna Constantia
Ingels, haar grootvader was de grondlegger
van Zwanenburg, een van de eerste grote
buitens op Walcheren, en nam zitting in de
Vlissingse stadsraad. Bovendien werkte hij
zich op tot baljuw van onze Scheldestad.
In het archief van de Staten van Zeeland
vinden we registers over verleende oc
trooien. We zien dat de eigenaren van res
pectievelijk Vrijburg, Papegaaienburg en
Noordbeek in 1696 samenwerkten, om de
wegen naar hun buitens toegankelijker te
maken.
'De Staten van Zeeland verleenden 6 april
1696 aan de heeren Pieter Duvelaer, Johan
Gyselingh en Nicolaes van Hoorn 1 octrooi
tot het verbreeden, bedelven, verhoogen en
bezanden van de wegen van Westsouburg
naar hunne buitenplaatsen, met vergunning
om te mogen invorderen 2 stuivers 's jaars
van iedere roede lands, strekkende aan
wederzijde van die wegen, tot zoolang, dat
deze gemaakt en de op te nemen kapitalen
afgelost zouden zijn.'
Verwarring rondom kapitein Evert
Johan Ghyselin en Johanna Ingels kre
gen vier kinderen. Hun tweede zoon Evert,
vernoemd naar zijn grootvader, de burge
meester, erfde in 1712, nadat zijn vader
was overleden, op jonge leeftijd een groot
deel van diens bezittingen. Twee jaar la
ter werd Papegaaienburg officieel op zijn
naam geschreven. Evert junior werd later
kapitein-luitenant in de compagnie van ge-
neraal-majoor baron Van Rechteren.
Volgens de zogeheten 'leggers' van de
Zuidwatering van Walcheren, de wate
ring waaronder de parochie en ambachts
heerlijkheid West-Souburg viel, werd
Papegaaienburg pas in 1760 verkocht en
zou Evert Ghyselin tot die tijd zijn buiten in
bezit hebben gehad. En dat is merkwaar
dig, omdat enkele bronnen melden dat
Evert in 1742 is gestorven.
Ook de Walcherenkaart van de Hattinga's
uit circa 1750 bevestigt dat. We lezen
daarop namelijk de naam 'mevrouw Le
Sage'. Volgens Frederik Nagtglas' werk
Levensberichten van Zeeuwen ging de
naam Ghyselin aan het begin van de acht
tiende eeuw mogelijk over op Le Sage. In
de praktijk echter werd deze naam 'ge
woon' toegevoegd. Zo'n extra, status
verhogende toevoeging, was in hogere
kringen niet ongebruikelijk. Eigenlijk had
er dus 'mevrouw Ghyselin Le Sage' moe
ten staan. Het betekent dat de weduwe
van Evert Ghyselin eigenaresse werd van
Papegaaienburg na de dood van haar man.
Oktober 2011
13