De Neptunes van de Beursbrug Dick Broers Het muZEEum heeft onder andere de taak om een beeld van het verleden van Vlissingen te geven. Voorwerpen van stadshistorisch belang worden er getoond, van een verhaal voorzien of in een context geplaatst. Vroeger was het gewoonte dat de conservator artikelen schreef over de achtergronden van de voorwerpen en deze werden als serie gepubliceerd in de courant. Van een aantal voorwerpen is de geschie denis echter onduidelijk. Onzorgvuldige registratie, niet overgedragen kennis; de voorwerpen zijn er wel, maar waarom en waar vandaan is niet meer duidelijk. Af en toe wordt onderzoek naar deze 'ver loren' objecten gedaan. Door archief- en brononderzoek komen zij weer tot leven. Soms lukt het niet een sluitende verklaring te vinden. Dit geldt voor de Neptunes van de Beursbrug. Genootschap Een zin in een boekje over het museum in 1940, een uitgave ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan, zette me op het spoor van een bijzonder object. Het boekje van Van Groll, voormalig conservator van de gemeente Vlissingen, begint met een aar dige schets van de periode 1769 tot 1890, het oprichtingsjaar van het museum. Deze periode begint met de oprichting van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Het genootschap verza melde voorwerpen, niet alleen ter bevor dering van wetenschapsbeoefening, maar ook om elementen van de geschiedenis te bewaren. De gemeente droeg in de acht tiende en negentiende eeuw onder andere bij door voorwerpen als bouwfragmenten van historische panden en bodemvondsten beschikbaar te stellen. Het genootschap vestigde zich in een pand op de Bellamykade, waar nu Foppe de frie ten bakt. In 1801 werd door tegenvallende inkom sten besloten om het pand te verkopen en de collectie te verhuizen naar de dependan ce in Middelburg. Oudheidkamer De donatie van objecten door de gemeente Vlissingen blijft doorgaan. Tot in 1889, na de omstreden verkoop van het stadszilver aan het Rijksmuseum, het idee ontstaat om in Vlissingen zelf weer een toonzaal in te richten voor oudheden. In het Van Dishoeckhuis, in 1819 door het gemeentebestuur in gebruik genomen als stadhuis na de brand in 1809, waarbij het stadhuis op de Grote Markt werd verwoest, werd op de eerste verdieping een oudheid kamer ingericht. Om de ruimte te vullen werd de burgerij opgeroepen voorwerpen te doneren. Zelf bezat de gemeente op dat moment niet meer zo veel. In het boekje somt Van Groll op wat er zoal te zien was na de openingsdag: tekenin gen en gravures, kruiken en potten, snij werk, bommen uit 1809, archiefstukken en een collectie, gedenk-, en prijspen- ningen. Maar ook zie ik deze zin: 'het beeld van Neptunes dat eertijds op de Beursbrug prijkte'. Een beeld van Neptunes op de brug? In het museum is voor zover bekend geen standbeeld, maar wat is in 1941, als het ar tikel van Van Groll wordt gepubliceerd de definitie van een beeld? De afbeeldingen in het gemeentearchief uit de zeventiende en negentiende eeuw, on der andere door Hendrik Speeleveldt, van de periode voor de latere ijzeren brug tonen slechts een eenvoudige klapbrug zonder snijwerk of andere versieringen. 26 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2012 | | pagina 28