- - •-••• --V De Ramses was het voormalig strijkijzer Dufa. De foto toont het schip als inspectievaartuig voor het ministerie van Financiën op de Oosterschelde. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen). de andere schepen op Nederlandse werven vervaardigd in de periode 1874-1879. De meeste kwamen van een al lang niet meer bestaande werf in Delfshaven, namelijk Christie, Nolet de Kuyper. Zoals eerder gememoreerd waren de sche pen bij hun indienststelling eigenlijk al ver ouderd. Voor de hele serie schepen werd emplooi gezocht binnen de Marine, die ook toen al over weinig gelden beschikte, en deze vond door de schepen in te zetten voor een veelvoud van taken tot aan de Tweede Wereldoorlog toe. Een tweede leven bij 's lands vloot Nadat hun originele rol als drijvende ge- schutsbatterij voor onze riviermondingen was vervallen kregen de schepen legio ta ken toebedeeld. Vaak werd het zware ge- De Bulgia op zee, als controleschip voor de mijnversperringen. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen). schut verwijderd en vonden er afhankelijk van de nieuwe taak aanpassingen plaats. Een paar schepen, waaronder de Gier en de Freyer werden gebruikt als instructievaartuig en sommige werden opnemingsvaartuig. Weer andere fungeerden als drijvend mobiel wacht- of logementschip. Opvallend was dat een aantal vaartuigen toezicht moest hou den op de ingestelde quarantainemaatrege len aan het eind van de negentiende eeuw tijdens een pokkenepidemie. In 1877 verscheen de Hydra als mobiel wachtschip te Vlissingen en deze werd in 1885 vervangen door de Vos. Op haar beurt werd deze in 1893 weer afgelost door de Dog. Dit laatste schip lag slechts kort in Vlissingen want het vaartuig werd al weer in oktober 1894 vervangen door de Bulgia. Tenslotte werd de taak van de Bulgia weer overgenomen door de Bever in 1907. De wachtschepen hadden nog een opval lende sociale functie in Vlissingen. Veel arme gezinnen kwamen aan het eind van de dag met een pannetje in de hand naar het wachtschip om de overgebleven warme prak op te halen. Dus een soort voedsel- bank anno 1907! Dat de voormalige kanonneerboten nog voor meerdere taken werden ingezet be wijst wel de loopbaan van de (Jdur. Het schip was in 1903 ontwapend en vervol gens ingericht als instructievaartuig voor leerling-machinisten. In augustus 1914 deed het schip dienst als munitiedepot voor de landmacht om in 1918 als logement schip ingedeeld te worden bij de marine basis van Hellevoetsluis. In 1920 kreeg het een rol bij de vlieghaven van Veere om ver volgens toegevoegd te worden aan de ma- trozenopleiding te Gorinchem en aanslui tend in Vlissingen. Tenslotte was het schip in de meidagen van 1940 nog olieprauw bij de Vlissingse Marine. Omdat de mijn een steeds belangrijker wapen werd, zeker om onze neutraliteit te handhaven, werd in 1909 op de werf De Lastdrager bij Den Helder de Hadda ver bouwd tot mijnenlegger. De Hadda was de eerste Nederlandse mijnenlegger, kort daarop gevolgd door de Balder. Jaren later 14 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2012 | | pagina 16