De Heimdall als drijvend luchtstation voor de torpedodienst. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen). volgde er nog een derde schip de Vidar en tenslotte werd in 1925 de Bulgia eveneens verbouwd tot mijnenlegger. In 1907 was de Vali afgevoerd van de sterkte om in 1911 op de Rijkswerf ver bouwd te worden tot depotschip voor een nieuw wapen, namelijk de onderzeeboot. De machines en ketels werden uit het schip verwijderd en het schip werd met vier me ter verlengd door een stuk tussen het voor- en achterschip te bouwen. In de mobilisatie 1914-1918 deed het schip dienst als depot schip onderzeedienst te Vlissingen en lag in de binnenhaven afgemeerd. De Heimdall was eveneens in 1907 ontwa pend en werd vervolgens bij de Rijkswerf in Hellevoetsluis ingericht als luchtstation voor de torpedodienst en later voorzien van een proefinrichting voor het vissen van mijnen. Het schip oefende vaak op de Westerschelde. Nog vond er een opvallende aanpassing plaats. De Dufa was in 1913 overgedragen aan de visserijpolitie van het Ministerie van Financiën. Het schip deed dienst op onder andere de Oosterschelde bij Yerseke onder de welluidende naam Ramses. Aan de vooravond van de Tweede Wereld oorlog kregen een paar strijkijzers weer hun oude taak toebedeeld, want ze moesten als kanonneerboot onze rivieren verdedigen. De Fryer werd bij Nijmegen gestationeerd voor de grensbeveiliging en ter ondersteu ning van de Grebbelinie. De Braga kreeg een zelfde taak bij Fort Fannerden. De Hefring werd organiek ingedeeld bij het zo genaamde IJsselmeerflottielje en deed tijdens de meidagen van 1940 dienst als drijvende batterij. Het schip zou later bij Vlissingen in Duitse dienst nog een rol spelen. Tenslotte was er voor de Tyr ook nog een taak. Nadat het in 1936 van nieuwe ketels was voorzien, deed het oude schip tijdens de mobilisatie dienst als bewakingsvaartuig bij de Onderzoekingsdienst Bovenrivieren te St. Andries. De Tweede Wereldoorlog Gedurende de mobilisatie deden de Bulgia en de Vidar dienst als mijnenlichter in de Zeeuwse wateren. Hun taak bestond uit het controleren van de mijnenvelden die in de monding van de Schelde waren gelegd ten einde onze stroomgaten af te sluiten. Aan de vooravond van de Duitse inval lagen de eerder genoemde twee mijnenlichters in Vlissingen aan de kant terwijl de üdur als olie- prauw bij het wachtschip nog een taak had. De Vidar viel bij de bezetting in Duitse han den en is later gesloopt. De Bulgia lag zo als eerder vermeld eveneens in Vlissingen, helaas ging dit schip op noodlottige wijze ten onder. Op zondag 12 mei 1940, eerste Pinkster dag, werd de Bulgia tijdens een Duitse luchtaanval geraakt en zonk. Bij deze aan- April 2012 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2012 | | pagina 17