De voormalige kanonneerboot Hadda als mijnenlegger in de Dokhaven. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen). val kwamen dertien marinemensen om het leven. Het schip werd op 31 juli 1940 door Van den Tak gelicht en verdween naar de sloop. Bij gebrek aan beter deden tijdens de mei dagen nog een aantal voormalige strijk ijzers dienst als heus oorlogsschip. De Braga was actief bij Fort Pannerden en moest door eigen bemanning tot zinken worden gebracht. Ook de Fryer en Thor ondergingen hetzelfde lot. De Hefring behoorde zoals we zagen tot het zogenaamde IJsselmeerflotielje maar moest eveneens door eigen bemanning tot zinken worden gebracht. De Duitse Kriegsmarine nam verschillende voormalige Nederlandse oorlogsschepen weer in dienst. Zo kreeg ook een aantal strijkijzers opnieuw een taak, nu dus in vij andelijke dienst. De Tyr als Kustenschützboot geclassificeerd liep in maart 1941 tijdens de overtocht van Den Helder naar Vlissingen zware ketelscha- de op en ging bij de Scheldewerf in repara tie. Ook de Hefring, door de Duitsers op het IJsselmeer geborgen werd weer in gebruik genomen en kreeg Vlissingen als thuisha ven. Het schip werd als een soort drijvende batterij in de Scheldemonding voor anker gelegd. Bij een geallieerde luchtaanval op 23 maart 1941 liep het schip zware schade op en er waren één dode en drie gewonden. Het boordgeschut werd als onvoldoende ervaren, maar op 1 oktober van hetzelfde jaar kon de voormalige Hefring met betere bewapening opnieuw naar zee. Zodra een Brits vliegtuig de Scheldemond binnenvloog kreeg het te maken met de hinderlijke luchtafweer van de Hefring. De R.A.F besloot nu korte met ten te maken met het schip, Uiteindelijk ging het voormalig strijkijzer op 17 juni 1943 ter hoogte van de Nolleplaat als gevolg van een luchtaanval ten onder. Op de zeekaarten is het wrak als Balder omschreven. Een paar maanden later onderging de Tyr hetzelfde lot op de Oosterschelde. Bij een luchtaanval werd het vaartuig zo zwaar be schadigd dat herstel niet meer mogelijk was. Na de oorlog Wie dacht dat het gedaan was met de 'strijkijzer' heeft het mis. De Brak van 1872 fungeerde na de oorlog nog als hulk in Den Helder onder het naamsein A 883 en werd pas in 1961 verschroot. De Wodan, jarenlang opslagplaats voor brandstof ging uiteindelijk in 1962 naar de sloper De Sperwer, gebouwd bij Christie, Nolet de Kuyper in 1875 was in 1926 afge voerd en ingericht als drijvende kombuis te Willemsoord. Dit schip ging tenslotte als laatste in 1966 naar de sloper. Vast is komen te staan dat verschillende rompen bij de sloperijen nog lang zijn ge bruikt voor de opslag van schroot. Met de sloop van de laatste strijkijzers was een opvallend scheepstype van onze Marine geschiedenis geworden. NB: de voorvoegsels bij de schepen, dus Zr. Ms. of Hr. Ms. zijn om de leesbaarheid te vergroten weggelaten. Over de auteur: Cor Heijkooop is onderzoeker en publi cist. Er zijn meerdere beoeken van zijn hand verschenen. Bronnen: Archief Cor Heijkoop J.R. Verbeek, Kustversterkingen 1900-1940. (Haarlem 1988). - Cor Heijkoop, Maritiem Zeeland, 125 jaar Zeeuwse Scheepvaart in woord en beeld. (Vlissingen 1988). L.L. von Münching, Schepen van de Koninklijke Marine in de 2e wereldoorlog. (Alkmaar 1978). Vlissingsche Courant, diverse jaargangen. 16 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2012 | | pagina 18