Reconstructie van de haven van Vlissingen in 1331. Rechts de nieuwe haven en links de loop
van de oude haven. Duidelijk is te zien hoe de laatste is gedempt, behalve het middenstuk, het
Molenwater. Bron: Dommisse, P.K., 'De ambachtsheerlijkheid van Oud Vlissingen en de wording
van Nieuw Vlissingen'.
C. 3?t\tr yfilioS. Z. of rc/f Aufyt. tSTf.
ID. Past e tit, E, Ho <9. !3tr.
ty b ut '3tif.
Xp Hou&va,-,*. c. trt.v. /s,<9.
N i e u w V/ i sJ in y e n
u»(>/ /J3/.
probleem zou blijven. Er was ook geen sy
steem om de haven te spuien omdat deze
een paar kilometer verderop eindigde in de
polder. De nieuwe haven moest een stuk
korter worden met een ingang op het zuid
oosten. In 1304 begonnen de werkzaam
heden. Het is aannemelijk dat ook hier de
natuur het nodige voorwerk had gedaan
en dat er dus sprake was van een zeearm
die kon worden uitgediept en gecultiveerd.
In feite werden er drie havens tegelijk ge
bouwd: de Voorhaven, de Koopmanshaven
en de Achterhaven. Tegelijk met de graaf
werkzaamheden werd begonnen om de ou
de haven droog te leggen. Het Molenwater
(de latere spuikom), dat precies in het mid
den van de oude zeearm lag ter hoogte van
het dorp Oud-Vlissingen, bleef bestaan. Het
is niet ondenkbaar dat de grond die werd
weggehaald uit de nieuwe haven werd ge
bruikt om de oude gedeeltelijk te dempen.
Het Molenwater werd, op een smal spuika-
naal na, gescheiden van de nieuwe haven
door een dijk van ongeveer tien meter
breed. Op de dijk stond een graanmolen
die werd aangedreven door het als gevolg
van de getijdenbewegingen heen en weer
stromende water in het kanaal. Door deze
constructie had men een natuurlijke me
thode gecreëerd om het dichtslibben van
de nieuwe havens te voorkomen. Ieder
etmaal werd het hele complex twee keer
doorgespoeld.
Je kunt je afvragen waar de graaf de men
sen vandaan haalde die dit werk moesten
uitvoeren. Het graven en het afvoeren van
de grond gebeurde volledig met de hand en
er waren hooguit wat werktuigen beschik
baar voor het takelen van de bouwmateri
alen. In Vlissingen zelf woonden maar een
paar honderd mensen die zich vooral bezig
hielden met handel, scheepvaart en visse
rij. Het is niet waarschijnlijk dat uit deze be
volking voldoende arbeidskrachten konden
worden gerekruteerd voor de uitvoering van
het karwei. Mogelijk werden er vanuit de
andere steden en dorpen in de buurt men
sen beschikbaar gesteld. De waterschaps
geschiedenis van Walcheren leert ons dat
het eiland waarschijnlijk één dijkgraafschap
vormde. De zorg voor de bescherming van
het land tegen overstromingen werd als een
primaire levensbehoefte gezien die recht
streeks onder het gezag van de graaf viel
en alle aandacht eiste van iedereen die op
het eiland werkte en woonde. Zonder dro
ge voeten geen handel, geen landbouw en
geen nijverheid. Bij het vervullen van de
April 2012
7