veertiende eeuw vooral over de verdeling
van macht en rijkdom, waarbij de Hoeken
de aloude plaatselijke adel vertegenwoor
digden en de Kabeljauwen het gewone volk
dat economisch gezien steeds belangrijker
werd, in de tweede helft van de vijftiende
eeuw was het accepteren van de centra
le macht van de hertogen en graven van
Bourgondië het grootste twistpunt. Sluis
was een bolwerk van de Hoeken die in op
stand waren gekomen tegen Maximiliaan
van Oostenrijk. Deze was, plaatsvervan
gend graaf van Vlaanderen, Zeeland en
Holland, namens zijn pasgeboren zoon
Philips de Schone.
Vanuit Sluis werden in de jaren tachtig van
die eeuw onder leiding van de Hoekse edel
man 'Jonker' Frans van Brederode, veld
en rooftochten uitgevoerd om Hollandse
en Zeeuwse steden aan de Hoekse kant
te krijgen. In 1488 werd zelfs Rotterdam
veroverd. Elders waren de Hoeken minder
succesvol en in 1489 slaagde Maximiliaan
erin om de opstandelingen definitief het
zwijgen op te leggen. Dat was mogelijk
omdat hij legers vanuit zijn hele rijk, waar
onder Duitsland en Oostenrijk, kon mo
biliseren om hem terzijde te staan. Frans
van Brederode, die toen nog in Rotterdam
was, wist te ontkomen en dook onder,
waarschijnlijk in de omgeving van Sluis
dat nog niet in handen was gevallen van
Maximiliaan. Van daaruit wist hij nog een
jaar lang de Zeeuwse wateren onveilig te
maken. Hij overleed in juli 1490 op vijfen
twintigjarige leeftijd aan de verwondingen
die hij had opgelopen tijdens de slag om
Brouwershaven in dat jaar.
Vlissingen behoorde gedurende deze roe
rige periode tot de Kabeljauwen en was
trouw aan Maximiliaan. Het is niet dui
delijk of dit een bewuste keus was van
de Vlissingers. Het is aannemelijk dat de
economische en militaire belangen van
de stad, die vooral wilde groeien in min of
meer veilige omstandigheden, samenvielen
met die van het grafelijke hof dat vooral
wilde afrekenen met de Vlaamse dominan
tie en opstandigheid. Op de achtergrond zal
ook de groeiende macht van het Brabantse
Antwerpen een rol hebben gespeeld. Voor
Sluis was Vlissingen in ieder geval een vij
andige stad en de aanval van 22 mei 1485
had hier zeker mee te maken. Ook zul
len de welvaartsverschillen die in de jaren
daarvoor waren ontstaan als gevolg van het
verschuiven van de handel naar Antwerpen
en de Zeeuwse steden, een rol hebben ge
speeld. Tenslotte had Sluis geld nodig voor
de opstand tegen Maximiliaan en dat was
alleen nog maar te vinden aan de andere
kant van de Schelde.
Vlissingen
Hoewel de gebeurtenissen van 22 mei 1485
de directe aanleiding waren voor het ver
sterken van de stadswallen van Vlissingen
in de jaren daarna, kwamen de ideeën
hiervoor niet uit de lucht vallen. Vlissingen
stond al vanaf 1433, het jaar dat Zeeland
door overerving onderdeel werd van het
Bourgondische rijk, in de warme belang
stelling van de nieuwe machthebbers en
dan vooral van de eerste graaf, Philips de
Goede die regeerde van 1433 tot 1467,
het jaar van zijn overlijden. Onder zijn be
wind werden zowel de stad als de haven
flink uitgebreid en kregen de Vlissingers op
20 april 1444 het recht om belasting te hef
fen op de tussen Westkapelle en het ten
oosten van Vlissingen gelegen Welsinghe
Philips de Goede was de eerste Bourgondische
graaf van Holland en Zeeland. Hij regeerde van
1433 tot 1467.
Bron: Schilderijencollectie Rijksmuseum
Juli 2012
5