De brief van 13 januari 1484 over de ruzie in Vlissingen die paus Sixtus IV stuurde aan de abt in
Middelburg. Bron: Zeeuws archief Middelburg, Onze Lieve Vrouwe Abdij te Middelburg, nr. 937.
Waarschijnlijk had de paus pas na lange
tijd gehoord van de ruzie in Vlissingen
en vond hij dat er iets moest gebeuren.
Daarom kreeg de abt in Middelburg een
brief waarin de paus hem opdroeg een uit
spraak te doen in het Vlissingse conflict.
De abdij viel in 1484 rechtstreeks onder
de paus en de leidinggevende was in het
kerkelijk leven van de vijftiende eeuw waar
schijnlijk een hooggeplaatst persoon. Het is
aannemelijk dat de heren elkaar kenden
van eerdere correspondentie of zelfs ont
moetingen.
De brief zelf was op zijn zachtst gezegd ten
dentieus van aard. De abt werd weliswaar
opgedragen om uitspraak te doen in de
kwestie, maar de formulering van de paus
liet aan duidelijkheid niets te wensen over.
Hij vroeg zich namelijk af of de prior van
het klooster zich bevoegdheden had toege-
eigend die eigenlijk bij de pastoor hoorden.
Hoe het spel verder is gespeeld, is niet he
lemaal duidelijk, maar een week eerder,
om precies te zijn op 8 januari 1484, had
de prior van het klooster in Vlissingen ook
al een brief gekregen van zijn hoogste baas
Marchus Cathinensis, vice-generaal van
de orde van de karmelieten, waarin deze
hem letterlijk opdroeg zich te onderwerpen
aan de pastoor, Antonius Mast. Met andere
woorden: Mast kon beslissen welke werk
zaamheden de karmelieten in Vlissingen
mochten uitvoeren en tegen welke voor-
Paus Sixtus IV benoemt een hoge kerkelijke func
tionaris (1477). Sixtus IV was paus van 1471 tot
1484. Bron: Fresco op canvas, bibliotheek van het
Vaticaan, Rome.
Oktober 2012
5