■.yj-tcrt t"'y/ //frf f/Mrs -'5~l
dengebieden met hier en daar een vlucht
heuvel waarop wat boeren en vissers woon
den met hun gezinnen. De Westerschelde
was een smalle getijdenstroom. De afwate
ring van de Schelde was noordelijker, on
geveer waar nu de Oosterschelde loopt.
Drie lagen
Na de dood van Karei de Grote viel het
enorme rijk door erfkwesties uiteen om
nooit meer te worden wat het was. Hoewel
Karei V, zevenhonderd jaar later, ook heer
ser was over een groot deel van Europa
en daarmee in de voetsporen trad van zijn
voorganger, stak zijn rijk toch wezenlijk an
ders in elkaar. Hij had weliswaar een aan
tal gebieden geërfd van zijn vader Philips
de Schone (de Habsburgse Nederlanden)
en zijn moeder Johanna van Castilië (de
gebieden waaruit later Spanje zou wor
den opgebouwd), het keizerschap over
het gehele Heilige Roomse Rijk moest hij
gewoon kopen van de keurvorsten die gin
gen over de benoeming van een nieuwe
keizer. Zijn concurrenten waren de konin
gen van Frankrijk en Engeland, maar Karei
had door zijn enorme erfenissen meer geld
en werd daarom in 1519 tot keizer ge-
De inname van Den Briel
in 1572, waarschijnlijk
geromantiseerd. Bron: ets
van Jan Luyken uit 1679,
Rijksmuseum Amsterdam
kroond. Zijn rijk bestond naast de Spaanse
gebieden Castilië en Aragon, uit de
Nederlanden (waaronder Holland, Zeeland
en Vlaanderen), Duitsland, Zwitserland,
Oostenrijk en delen van het huidige Italië,
Polen en Tsjechië. Frankrijk en Engeland
stonden hier buiten en hadden hun eigen
soevereinen. Het rijk was verdeeld in ge
westen die werden bestuurd door de lo
kale adel: graven, hertogen, landsheren,
landvoogden of stadhouders. Dit konden
mannen zijn, maar ook vrouwen. Deze be
stuurders hadden de eigenlijke macht en
stonden al eeuwenlang grotendeels los van
het keizerlijk bestuur. Wanneer er oorlogen
plaatsvonden, dan was dat tussen deze he
ren en dames. Was er geen strijd, dan werd
er getrouwd. Huwelijkspolitiek was een veel
makkelijker manier om aan gebiedsuitbrei
ding te doen dan oorlogsvoering. De ver
schillende stambomen in de periode 1300-
1500 vormen dan ook een niet te ontwarren
rattenkoning van adellijke inteelt.
De Nederlanden kenden al vanaf het ont
staan in de veertiende eeuw veel vrijheid en
autonomie. Dat had enerzijds te maken met
de uitgestrektheid van het gebied, maar an
derzijds vooral met de sterke economische
en stedelijke groei die vanaf de dertiende
6
Den Spiegel