del overgenomen door Middelburg dat ook eigenaar was van het stadje en kwam het economisch leven nagenoeg tot stilstand. En dit zou volgens Hildegonde ook het lot van Vlissingen worden als het zo door ging. We weten inmiddels dat het zo ver niet is gekomen, hetgeen niet wegneemt dat de economie van de Scheldestad omstreeks 1716 wel degelijk in zwaar weer verkeerde. Kaapvaart, zeeroverij en lorrendraaierij Vlissingen stond daarin niet alleen. De hele Republiek kende al vanaf 1652 een moei zame economie als gevolg van de toene mende internationale concurrentie, de hoge kosten die gemaakt moesten worden voor de verschillende oorlogen met Engeland, Frankrijk en Duitsland, maar ook door de transitie van de handelsvloot naar een oor logsvloot, waardoor de schepen alleen maar geld kostten en weinig meer opbrachten. Overigens was de achteruitgang relatief: de meeste andere Europese landen realiseer den een veel grotere groei, waardoor de Republiek waar alles een beetje hetzelfde bleef, haar koppositie verloor en een groot aantal landen voor moest laten gaan op de internationale ranglijsten van economische prestaties. Dat er nog geld binnenkwam, was vooral te danken aan de producten die uit de koloniën werden gehaald en aan de slavenhandel. Dit beeld ging op kleinere schaal ook op voor Vlissingen. Door de eenzijdigheid van de stedelijke economie kwamen de klappen in de Scheldestad echter harder aan dan in andere steden zoals Middelburg. Die eenzij digheid was er altijd geweest: in de eerste eeuwen van haar bestaan moest Vlissingen het vooral hebben van de visserij en de han del met retourvrachten die de visserssche pen uit andere landen meebrachten. Na het omslagjaar 1572 verdween het grootste deel van de visserij als gevolg van oorlog, zeero verij en het door klimatologische oorzaken verschuiven van de goede haringgronden naar het noorden van de Noordzee. Daarvoor in de plaats kwam de kaapvaart die legaal was geworden onder Willem van Oranje. Het veroveren van vijandelijke schepen met hun ladingen was voor de Vlissingers zo aantrek kelijk dat in de tweehonderd jaar die zouden volgen, de gehele economie hierop werd afgestemd. Er was echter één nadeel: in tij den van oorlog bloeide de handel, maar in tijden van vrede moest er naar andere bron nen van inkomsten worden gezocht. In de zeventiende eeuw kwam dit nadeel nog niet zo heel duidelijk naar voren omdat er van de 100 jaar maar liefst 70 jaar sprake was van een oorlogssituatie en er altijd wel vij andelijke schepen waren die konden worden gekaapt. Bovendien maakte het voor veel Vlissingse reders en schippers niet uit of de kaapvaart legaal was of niet: de scheidslij nen met de zeeroverij waren vaag en ook in tijden van vrede werd er flink op los geroofd. In het eerste kwart van de achttiende eeuw veranderde dat omdat er minder gewapende conflicten waren waarbij de Republiek was betrokken. De oorlogen die er waren, zoals de Spaanse en Oostenrijkse strijd om de troonsopvolging waaraan ook de Republiek deelnam, hadden niet meer direct het eigen grondgebied als inzet. Vlissingen kon de achteruitgang nog wel enigszins compen seren met de handel op Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en het Caribisch gebied. Deze driehoekshandel, waarbij de schepen sla ven ophaalden in Afrika en verkochten in Amerika en waarbij ze op de terugtocht pro ducten meenamen voor de Europese handel, werd geregisseerd door de West-Indische Compagnie (W1C) die in Middelburg een van haar vijf hoofdkantoren had. Vlissingen was voor de Compagnie een belangrijke haven plaats, ook in de achttiende eeuw. Helaas voor de stad voerden veel Vlissingse reders en schippers deze handel op een il legale wijze uit, dus zonder de regie van de W1C. Het gevolg was dat de stad er zelf veel minder voordeel bij had, omdat de schepen de Vlissingse haven uit veiligheidsoverwe gingen vaak links lieten liggen. De winsten werden opgestreken door de Vlissingse reders, waaronder de nazaten van de al in de zeventiende eeuw succesvolle familie Lampsins. Deze illegale handel werd 'lor- rendraaien' genoemd. De meeste lorren- draaiers in de Republiek van de zeventiende en achttiende eeuw kwamen uit Vlissingen. 4 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2014 | | pagina 14