Het ontwerp van de Duitse Germaniawerf; tekening Alexander van Maanen. ten dat het niet onmogelijk was mee te dingen naar de order voor de bouw van de beoogde dreadnoughts. Een uitvoerige dis cussie resulteerde uiteindelijk in het besluit de directeuren audiëntie bij de minister van marine te laten aanvragen en aansluitend een schriftelijke memorie te overhandigen. Helaas laten de notulen in het midden wat de discussie inhoudelijk inhield. Op 11 fe bruari 1913 kwam men terug op de kwes tie. Van Raalte was tegen de uitbreiding van de tweede helling om deze geschikt te ma ken voor de bouw van een dreadnought. Hij vond het verstandiger het benodigde budget van rond de 28.000 te reserveren totdat uitbreiding nodig zou zijn. Eerder was voor gesteld de tweede helling te verlengen en te voorzien van een gewapende betonfun- dering, kosten rond de 36.000. Over het dreadnought verhaal komen wij niet meer te weten. De vergadering van 2 april licht een tipje van de sluier op. Van Raalte deel de mede Jacques van Raalte te Tunbridge Wells te hebben gesproken over de moge lijkheid een agentschap van de Fairfield Shipping Co. te worden voor het kunnen le veren van dreadnoughts. Duidelijk is dat de commissarissen buiten de vergaderingen om werden bijgepraat of in het ongewisse gelaten want de notulen zeggen nauwelijks iets over het dreadnought verhaal. Op 8 ok tober reageerde E.E. van Raalte geïrriteerd wanneer hij vertelt gehoord te hebben dat op de ENTOS een bouwmodel was getoond van de 'Nederlandsche Dreadnought'. Hij wilde weten wat dat te betekenen had. Het antwoord was duidelijk. Het model was door Vickers gemaakt om de door hen uitgewerkte plannen te visualiseren. De volgende mededeling is misschien zelfs schokkender geweest voor Van Raalte en medecommissarissen. Het model was te bewonderen op de kamer van de minister van marine! Van Raalte wilde vervolgens ook weten of De Schelde er klaar voor was. Ja en nee luidde het antwoord. Een en an der was afhankelijk van de toegestane le vertijd. Er was een voorlopige afspraak met Fairfield en van Waterstaat was toestem ming nodig om de Marinesluis te verbre den. Dat laatste kon plaatsvinden tijdens de bouw van de dreadnought. Opvallend is de opmerking over de Marinesluis, men koos er dus niet voor om aanpassing van het nieuwe sluizencomplex te vragen. Vrijdag 14 februari 1914 kwam het onderwerp weer ter sprake. Met Fairfield waren financiële afspraken gemaakt ingeval De Schelde zelf bouwde of slechts optrad als agent. Aan de commissarissen werd een conceptbrief voorgelegd met het verzoek aan Waterstaat het sluizencomplex bij de binnenhavens te verbreden. Men besloot eerst een reactie van de minister van marine voor het uit brengen van een order af te wachten. Op de eerstvolgende vergadering meldde di recteur Jos van Raalte een geheim verzoek van de marine te hebben ontvangen voor de bouw van één dreadnought te bewape nen met Kruppkanons. Hij maakte echter direct duidelijk dat het uitgesloten was dat De Schelde het schip zelf bouwde en er dus alleen commissie aan kon verdienen wanneer Fairfield de order kreeg. De kans achtte hij echter klein doordat uitdrukkelijk Krupp kanons werden geëist. Dit is de laat ste keer dat het onderwerp besproken werd in de vergadering van commissarissen. Januari 2014 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2014 | | pagina 27