GENOOTSCHAP VERHANDELINGEN UITGEGEVEN ZEEUWSCH WETEN SCHAPPEN VLISSINGEN. de aandacht trok. En dat kwam niet alleen door Bellamy en Wolff. Integendeel, de twee schrijvers kwamen voort uit dit klimaat en waren er niet de veroorzakers van. De ech te grondleggers waren de leden van een vrij omvangrijke en hechte groep reders, sche penen, predikanten, artsen en juristen, die met elkaar culturele activiteiten ontplooi den. Er moet een sterke en stimulerende sa menhang zijn geweest tussen de personen die deel uitmaakten van deze groep en het was vooral deze coherentie die ervoor zorg de dat er een cultureel klimaat kon ontstaan waarbij zelfs het veel grotere, voornamere en rijkere Middelburg volledig het nakijken had. Tussen 1739 en 1765 werden er maar liefst vier leesgezelschappen opgericht: de Klimmende Leeuwerik (1739), het Taal- en Dichtlievend Kunstgenootschap (1753), het Nederduitsche Leesgezelschap (1764) en het Fransche Leesgezelschap (1765). DOOR HET DER T R EERSTE DEEL. f Ti MIDDELBURG, PIE TER GILLISSEN, En zyn te bekomen, Ti LEIDEN, S. i» J. LUCHTMANS. I7«9. De titelpagina van de eerste uitgave van de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen waarin ieder lid minstens een keer in de zes jaar moest publiceren. (Bron: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag) De belangrijkste initiatiefnemer was steeds Jean Guépin. De groep rondom deze reder, die ook schepen was, stond tevens aan de basis van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, dat werd opgericht in 1769, een gebeurtenis die in het licht van de Vlissingse geschiedenis misschien wel de meest bijzondere is geweest van de hele achttiende eeuw. De initiatiefnemer van het Genootschap was de predikant van de Engelse kerk in Vlissingen, Justus Tjeenk, die in 1765 in Vlissingen was benoemd. Hij gaf het nieuwe genootschap vorm naar het voorbeeld van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem, opgericht in 1752 en daarmee de eerste in Nederland. Het Zeeuwsch Genootschap in Vlissingen werd een goede tweede en dat was ook te zien aan de samenstelling van het bestuur, de directie en het ledenbestand: meer dan de helft was afkomstig uit provincies buiten Zeeland. Daarnaast kwamen er maar liefst 30 leden uit het buitenland: de Zuidelijke Nederlanden, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Rusland en Schotland. Het voorname ka rakter van het genootschap werd verder versterkt nadat Stadhouder Willem V zich bereid had getoond om als beschermheer op te treden en een enkele keer zelfs op be zoek te komen. Niet voor niets luidde de zinspreuk van het Genootschap: Non sor- dent in undis (Zij staan in hoog aanzien). De bijeenkomsten werden aanvankelijk in het stadhuis gehouden, maar verhuisden later naar het Groote Heerenlogement in de Hellebardierstraat. In 1791 kocht men zelfs een eigen pand aan de Oostzijde, dat we tegenwoordig kennen als de oostelijke kant van het Bèllamypark. En zo kon het ge beuren dat Vlissingen tussen 1769 en 1794 kon uitgroeien tot een nationaal centrum van deskundigen, wetenschappers en den kers. Het Genootschap gaf een tijdschrift uit waarin de leden verplicht waren om eens in de zes jaar een artikel te publiceren, orga niseerde lezingen en schreef prijsvragen uit onder de Zeeuwse bevolking waarin oplos singen werden gevraagd voor maatschap pelijke problemen op het gebied van land bouw, nijverheid, strafrecht en religie. April 2014 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2014 | | pagina 11