BATAVIER WILLEM ben GEWELDENAAR stedelijke culturele elite en de politiek in deze periode sowieso al een verband? Het stellen van deze laatste vraag is het beant woorden ervan: natuurlijk hadden die twee iets met elkaar te maken. De ledenbestan den van de vier leesgezelschappen en later het Zeeuwsch Genootschap telden steeds een ruime hoeveelheid stadsbestuurders. Het genootschap mocht daarnaast voor haar vergaderingen gratis het gemeentehuis ge bruiken en kreeg bovendien vrijstelling van gemeentelijke belastingen. Mogelijk heeft dit ook al gegolden voor de leesgezelschap pen. De vraag is nu of het stadsbestuur de patriotten of de Orangisten steunde. Maar ook of de officiële stadsstandpunten werden overgenomen en uitgedragen door de be langrijkste mannen van het Genootschap. De politieke situatie was ingewikkeld in die jaren. Het huis van Oranje had al lang niet meer de onvoorwaardelijke steun van de Vlissingers. Het was lang geleden dat de stad iets had gemerkt van de voordelen van het markizaatschap zoals de handelsvoor delen en havenuitbreidingen die Vlissingen onder Willem van Oranje, Maurits en Willem III had gekregen. Na de dood van Willem III in 1704 trad het tweede stadhouderloze tijdperk in en was er sowieso geen sprake van een Oranje die iets voor Vlissingen kon betekenen. Tussen 1732 en 1747 dreigde het markizaatschap van Vlissingen via overerving in handen te komen van nota bene de koning van Pruisen, Frederik I. De conflicten die daarover ontstonden tus sen verschillende groepen erfgenamen van Willem III, leidden er in 1732 toe dat de achterachterneef van Willem III, Willem Karei Hendrik Friso, markies van Vlissingen werd en dat de Staten van Zeeland naar aanleiding hiervan besloten om dit niet te aanvaarden en het hele markizaat maar op te heffen. Aan deze situatie kwam in 1747 een eind toen dezelfde achterachterneef door de Staten-Generaal gevraagd werd om stadhouder te worden en zich Willem IV mocht noemen. De Republiek had in de Oostenrijkse successieoorlog de kant gekozen van Oostenrijk. De tegenpartij in deze oorlog, Frankrijk, was vervolgens de Republiek binnengedrongen en bedreigde D E AAN Neen! heilloos Dwingland! neen', nooit zult ge uw doel bcfchieten! Zo lang ik Meester ben op myner Vaadren grond, Zult gy uw fnode wil, A Monftcr.' nooit genieten, Het zy ge u door geweld of list zulks onderwond. 't Geen ik bezit is door myn's Vaadren bloed verkregen; En, 't geen ik zelf verkecg kwam my op zweet te Itaan; Daar gy, in 't tegendeel, aoor flinkfe en fnode wegen, U mest met 's Burgrcn zweet en 't Land hebt ftout vermin. Uw list heeft met den Brit, tot finaad van 's Lands vermogen, Elk Batavier genoeg gekneveld en ontvreemd; Dies zal ik nooit, hoe 'c ga! zo fiiood als laf, gedoogen, Dat gy, met ëiogn hand, my verder iets ontneemd. Te rug, vloekwaard Gedrocht! of ik, ik zal u tooncn Hoe een Bataaf, wiens vuist het fors Musket hanteerd, Een Aartstiran durfc voor zyn helfchc trotsheid ioonen, Tot fchrik van uw gedacht, en elk die 't Recht onteerd. ©2002-C HetGvl ugenvviN«c)erland Spotprent op Willem V die een brood wil afpak ken van een eerzame burger. (Bron: Tekening van R. Jelgerhuis uit 1786, Selectie Atlas Van Stolk, Rotterdam) haar voortbestaan. De verwachting was dat het herstel van het stadhouderschap voor de Oranjes, de oorlog een gunstige draai zou kunnen geven in het voordeel van de Republiek. Hoewel die strategie niet hele maal uitkwam, werd er al in 1748 vrede gesloten, waarna de Fransen zich terug trokken en de Republiek was gered. De nieuwe stadhouder werd op 5 juni 1751 als markies van Vlissingen ingehuldigd maar overleed een paar maanden later. Hij werd in 1766 opgevolgd door zijn zoon Willem V die toen meerderjarig werd. Tussen 1751 en 1766 was er dus feitelijk weer sprake van een stadhouderloos en voor Vlissingen markiesloos tijdperk. April 2014 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2014 | | pagina 13