omdat het doen van zaken nu eenmaal niet mogelijk was zonder een goed netwerk in de hogere kringen van de stad die in de tweede helft van de achttiende eeuw de patriottische idealen aanhingen. Het is dus waarschijnlijk dat Elisabeth van huis uit al het nodige gedachtegoed heeft meegekre gen dat, versterkt door zelfstudie, in haar latere leven zou leiden tot het fanatieke pa triottisme zoals Bellamy dat ook ten toon spreidde. Bij Betje Wolff zou dat zelfs een niet geheel vrijwillig tijdelijk verblijf in het beloofde land Frankrijk als gevolg hebben. Wolff heeft waarschijnlijk niet juichend langs de weg gestaan toen de Fransen in 1795 Nederland binnentrokken om daar vrijheid, gelijkheid en broederschap te brengen. Ze zou pas in 1797 terugkeren naar haar vaderland, inmiddels omgedoopt tot Bataafsche Republiek, samen met haar literaire vriendin Aagje Deken met wie ze ook samenwoonde. Na dat jaar heeft ze niet veel meer gepubliceerd, behalve het tweedelige Geschrift eener bejaarde vrouw dat twee jaar voor haar dood werd uitgege ven. We weten dus niet hoe ze in de laat ste jaren van haar leven precies tegen de Fransen aankeek, maar erg positief zal dat niet meer zijn geweest. Bellamy leefde te kort om het gloriejaar mee te maken: hij overleed op 11 maart 1786, nog geen dertig jaar oud. Ook bij hem is het de vraag of hij de Fransen met gejuich zou hebben begroet, zeker wan neer hij op dat moment in Vlissingen was geweest. De stad was vrijwel direct ge annexeerd en ten prooi gevallen aan de Franse willekeur. De uitleg van het begrip vrijheid van de bezetters was daarmee een totaal andere dan die van Jacobus Bellamy en van zijn stadgenote Betje Wolff. Liefde voor Vlissingen Patriottisch of niet, zowel Bellamy als Wolff hielden onstuimig van hun geboortestad. Beiden schreven ze meerdere lofzangen op Vlissingen waarvan we er u twee niet wil len onthouden. Als eerste een strofe waarin Vlissingen voorkomt, afkomstig uit een lang gedicht over het leven in De Beemster van Betje Wolff: Maar och! wat krijgt die zucht een kracht, Bevind zich daar ons gansch Geslacht! Gy weet, 'k liet al mijn maagschap daar; Mijn vrolyk Vlissingen! hoe waar, Hoe waar ik door uw straten heen, Jacobus Bellamy ca. 1780 (Bron: GAV, Historisch topografische atlas nr. 1473) Betje Wolff ca. 1770 (Bron: Tekening, GAV, Historisch topografische atlas nr. 1873) 10 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2014 | | pagina 16