Al moeten we het wel doen met de over
geleverde geschiedenis. De Commercie
Compagnie maakte in de periode 1730-
1802 113 slavenreizen. De ingezette fre
gat- of snauwschepen waren gemiddeld
23 meter lang en ruim 7 meter breed. De
snauwschepen waren kleiner dan de fregat
ten, maar konden relatief iets meer lading
innemen. De bemanning bestond uit circa
36 personen.
Gemiddeld was de helft afkomstig uit de
Republiek, waarvan de helft weer uit
Zeeuwen bestond. De andere helft kwam
grotendeels uit Scandinavië en Noord-
Duitsland. De maandgages varieerden van
60 gulden voor de kapitein tot ongeveer
18 gulden voor een matroos. De scheeps
jongens voeren mee voor de kost of voor
een klein maandbedrag.
In de 'Particuliere Instructie' van de kapi
tein stond of hij naar de kust van Guinee
of Angola ging en wat de eerste plaats van
bestemming in West-lndië was. Een sum
miere instructie. De keuze hiervoor maakte
de directie van de Commercie Compagnie,
en deze was gebaseerd op de berichtgeving
van de kapiteins en correspondenten uit
West-Afrika en West-lndië. Het merendeel
van de door de Commercie Compagnie
vervoerde slaven kwam van de kust van
Guinee, maar ook de kust van Loango-
Angola was een vaak bezocht gebied. In to
taal vervoerde de Commercie Compagnie
ruim 30.000 slaven over de Atlantische
Oceaan.
Guinee
Het gangbare handelspatroon op de kust
van Guinee was om de bovenkust af te
zakken naar 'beneden'. Achtereenvolgens
deed men dan de Greinkust, de Ivoorkust
en de Goudkust, het tegenwoordige Ghana
aan. Als deze route nog geen vol schip
(circa 300 slaven) opleverde, dan kocht
een kapitein het resterende deel van de sla
ven bij de makelaar van de West-Indische
Compagnie, meestal de gouverneur in Fort
Elmina aan de Goudkust. Een kapitein pro
beerde het aankopen van slaven via tus
senkomst van de West-Indische Compagnie
echter zoveel mogelijk te vermijden. Deze
rekende immers per slaaf een bedrag van
20 gulden hoofdgeld, waardoor de kosten
aanmerkelijk opliepen. Soms had een ka
pitein geen andere keus, zeker niet als al
bijna een jaar langs de kust werd gevaren
en hij niet langer kon wachten om naar
West-lndië te varen. Gemiddeld duurde zo'n
tocht langs de kust 200 dagen.
De handel op de kust van Guinee vond aan
boord of aan land plaats. De eenvoudigste
methode was om een paar schoten af te
vuren en dan te wachten totdat de hande
laren of makelaars met hun kano's aanleg
den. Een alternatief was zelf met de sloep
of de boot naar de wal te varen om de han
delsmogelijkheden ter plaatse te verken
nen. Dit kon een gevaarlijke onderneming
zijn. Door de aanwezige rotsen, klippen en
sterke branding was het soms moeilijk om
op de kust te geraken.
Een derde methode was dat de opper- of
onderstuurman vergezeld van een paar
matrozen en de boot volgeladen met ruil
materiaal, erop uittrok om zaken te doen.
Bij een dergelijk uitstapje konden deze be
manningsleden wel een aantal dagen weg
blijven.
Soms werd de deal op de wal gesloten en
ook afgehandeld. Hier valt ook het keuren
door de oppermeester en het brandmerken
van de slaven onder.
Loango-Angola
Loango-Angola (ten noorden van de Con-
gorivier) was het andere reisdoel in Afrika
van de Commercie Compagnie op zoek
naar slaven. Hierbij werd niet langs de kust
zaken gedaan, maar voer men rechtstreeks
op Malemba, waar dan een zogenaamde
loge werd gebouwd of gebruikt. Van hier
uit vond dan de maanden durende slaven
handel plaats. Intussen lag het schip op de
rede voor anker.
Hoe ging het kopen van slaven op de berg
van Malemba in Loango-Angola in zijn
werk? De kreek van Malemba was niet toe
gankelijk voor schepen, die dan ook twee
4
Den Spiegel