Kaart van de monding van de Essequibo, met het
noorden links. Het bovenste eiland (van de drie
eilanden boven elkaar) is Leguaan Eiland. Hierop lag
de plantage Doornhaag van Abraham van Doorn.
Uitsnede uit de kaart van Johannes van Keulen.
(Gemeentearchief Vlissingen,
Historisch Topografische Atlas)
een deel weer opnieuw beginnen. Met suc
ces overigens, want de decennia die volg
den, lieten globaal gezien economische
voorspoed zien.
Hendrik van Doorns zoon Abraham was als
oudste kind in 1695 in Berbice ter wereld
gekomen. De nog jonge Abraham bewees,
net als zijn vader, een avontuurlijk ingestel
de man te zijn. Zowel in 1719 als in 1722
ondernam hij langs de rivier Berbice een
tocht door de jungle. Samen met de avontu
rier en 'meester van het werk der mineralen'
Simon Abrahams, een paar collega-planters
en enkele lokale indianen ging hij op zoek
naar vermeende goud- of zilvervoorraden.
De gevaarvolle expedities hadden overigens
niet het gewenste resultaat.
Later in het jaar 1722 reisde Abraham van
Berbice naar Vlissingen, maar hij keerde
al snel terug naar de West. Hij besloot om
zijn toekomst naar Essequibo te verplaat
sen. In 1724 trouwde Abraham met de
tltrechtse Josina van Sweerd. Of het huwe
lijk in Berbice of in Essequibo plaatsvond,
weten we niet. Abraham en Josina kenden
elkaar van Berbice, waar Josina's vader de
koffie- en cacaoplantage Clarenburg bezat.
In of vlak na hun huwelijksjaar vestigde het
paar zich aan de Essequibo-rivier. Het duo
kreeg, in elk geval een dochter, Cornelia
leefde slechts van 1728 tot 1735, en een
zoon, Hendrik. Hij werd geboren in 1732.
Werkten zijn ouders in Berbice voor één van
de gouvernement plantages, Abraham van
Doorn wilde zich ontplooien als 'vrije plan
ter' en werd eigenaar van een particuliere
suikerplantage die hij 'Moerkerke' noemde.
De onderneming kreeg die identiteit als eer
betoon aan zijn dappere moeder.
Kort voor 1750 richtte Abraham een twee
de plantage op. Omdat er in de kolonie een
verplaatsing van het verdedigingsfort en het
bestuurscentrum naar het kustgebied had
plaatsgevonden, werden kolonisten gesti
muleerd om plantages op de eilanden in de
monding van de rivier op te richten. Zo ont
stond Doornhaag op Leguaan Eiland, een
plantage die eerst suiker, maar later koffie
produceerde omdat de vraag naar dat pro
duct steeds toenam. Vestiging in de mon
ding van de Essequibo was een teken van
rijkdom. De eilanden waren dan wel geze
gend met vruchtbare gronden, maar moes
ten voor een deel eerst worden ingepolderd
en dat was een kostbare zaak. (zie kader
hierna) Eigenaren eisten voor hun inspan
ningen en investeringen dan ook een zetel
op in het koloniebestuur. Abraham was daar
een voorbeeld van, want kort na 1750 werd
hij raad van het bestuur van Essequibo.
Abraham was verder nog eigenaar van de
katoenplantage Virginie en ook in andere
plantages hadden hij en andere leden van
de Van Doornfamilie eigendomsbelangen.
Abrahams plantage op Leguaan Eiland
mag dan wel toepasselijk 'Doornhaag' heb
ben geheten, het zakelijke pad van Van
Doorn ging echter over rozen. Met de sui
ker-, koffie- en katoenhandel vergaarden
niet alleen hij, maar ook zijn nazaten een
enorm kapitaal. Vele generaties Van Doorn
18
Den Spiegel