Vertrek uit de West en de verkoop van de plantages dit het huwelijk tussen Hendrik van Doorn en Jacomina Cornelia Lusses was op 17 juni 1760 Abraham jr. geboren. Abrahams ouders stierven toen hij slechts drie jaar oud was. Toen hij vier was overleed zijn gelijknamige grootvader. Broers en zussen had Abraham niet. Aanvankelijk kreeg Adriaan Spoors, se cretaris van Essequibo, de voogdij over de zeer jonge Abraham, maar Spoors over leed al in 1768. Daarna ging het voogdij schap en het beheer over de plantages Doornhaag en Virginie naar een duo. Dat bestond uit de schoonzoon van Adriaan Spoors, gouverneur-generaal van de ko lonie mr. Georg Hendrik Trotz, en een zoon van de eerder genoemde Moses van Doorn, ofwel Abrahams gelijknamige oom. Abraham van Doorn Moseszoon was ge trouwd met een zus van Jacomina Cornelia Lusses. Ook hij zat in het bestuur van de kolonie. In de praktijk waren het deze oom en zijn vrouw die de opvoeding van de jeugdige Abraham jr. op zich namen na het overlijden van diens ouders. Als dertienjarige jongen werd Abraham door zijn oom naar Middelburg gestuurd om gedegen onderwijs te kunnen vol gen. Abrahams reis werd verzorgd door de Societeyt ter Navigatie op Essequebo en annexe Rivieren (SNER). Deze rederij vervoerde in die tijd bilateraal passagiers op Essequibo en Demarara. De oversteek duurde gemiddeld twee maanden. Abraham moet met het schip de Essequebo Sociëteit of de Planters Lust naar Walcheren zijn ge bracht. Na de toelatingsprocedure mocht Abraham in september 1774 de lessen volgen op de Latijnse School. Hij werd in Middelburg op gevangen door Willem Aarnout van Citters en zijn vrouw Adriana van Dishoeck en verbleef tot aan zijn zogeheten promotie in 1778 bij hen in het huis De Schaepskoye, in de Gortstraat 38. Het echtpaar had te vens de voogdij over de achttien jaar jongere halfzus van Adriana. Met haar, Pieternella Wilhelmina, zou Abraham la ter huwen, in een brief die oud-kolonist Hermanus Boter op 3 juli 1778 vanuit Middelburg aan zijn in Essequibo wonen de broer Cornelis schreef, wordt Abraham bewonderend aangestipt. Van Doorn is meede een beminnelijk Heer, die ook fris en gezond is. Zijn Edjeie] is het wonder der Latijnsche School en trekt door deszelfs verdiensten, de achtingen vriendschap van alle die zijn Ed[ele] kennen, nazig!' In la tere brieven wordt Abraham diverse keren genoemd, ook in een ander perspectief. Zo zou hij volgens Boter 'hevige woorden' met de rector van de school hebben gehad en 'scheind hij een onverzoenlijke haat tegens hem te hebben'. Abraham vertrok na zijn opleiding naar Vlissingen, waar hij zich op 14 juli 1778 als poorter liet inschrijven. Lang heeft Abraham hier niet gewoond, want enkele maanden later ging hij rechten studeren aan de uni versiteit van Utrecht. Zijn keuze voor de Domstad was niet toevallig. Mogelijk had hij er nog familie wonen; zijn grootmoeder Josina van Sweerd was er immers geboren. Abraham studeerde af als jurist op 21 juni 1781 en vestigde zich weer in Vlissingen, om precies te zijn in de Korte Walstraat. Dat is nu het gedeelte van de Walstraat tussen de Zeilmarkt en het Groenewoud. Het is overigens jammer dat de ervaringen die de jonge Abraham eerst op Walcheren en later in Utrecht opdeed, niet zijn op geschreven of bewaard zijn gebleven. Hij kende Nederland slechts 'van verhalen'. Een dertienjarige knul die opgroeide aan de boorden van een rivier, binnen een zeer be sloten gemeenschap van kolonisten, india nen en negerslaven, en die vanuit tropisch Zuid-Amerika neerstreek in Nederland. Dat zou een interessant verhaal hebben opge leverd. Wel bewaard gebleven is een opmerke lijke 'memorie' die Abraham eigenhandig schreef. Daarin beklaagt hij zich over zijn vertrouwenspersonen Trotz en Van Doorn. Volgens hem hebben zijn voogden zijn be langen niet naar behoren behartigd, zowel betreffende zijn plantages als de afhande ling van de nalatenschap van zijn ouders. Om zijn zaken wel adequaat te laten rege- 20 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2014 | | pagina 28