het stelsel in Vlissingen aanzienlijk uitge
breid en aangepast aan nieuwe inzichten
en technieken. Gezondheid en hygiëne
gingen een steeds grotere rol spelen en
de verschillende stadsbesturen zagen het
als hun verantwoordelijkheid om de open
bare voorzieningen in de stad hieraan aan
te passen. In 1893 werd er een nieuwe ge
zondheidscommissie geïnstalleerd waarvan
de resultaten wel met grote regelmaat ter
sprake kwamen in de gemeenteraad en in
de plaatselijke pers.
Ook met de komst van een goede drink
watervoorziening had de Vlissingse gezond
heidscommissie van de jaren tachtig weinig
bemoeienis gehad. En dat terwijl er op het
gebied van goed drinkwater nog helemaal
niets was ondernomen. De waterput en
de regenton waren de voornaamste bron
nen en wanneer er een tekort was had de
gemeente een reserve, omdat ook het re
genwater van de daken van overheidsge
bouwen netjes werd opgevangen. In tijden
van droogte kon de bevolking op centrale
punten een of twee emmers water komen
ophalen.
De enige reden waarom er op het eind
van de jaren zeventig toch een moderne
drinkwatervoorziening kwam in Vlissingen
was een commerciële. Vlissingen had in
1875, acht jaar nadat de landelijke over
heid de Marinewerf weghaalde en daarmee
de stad in diepe armoede dompelde, door
drie gebeurtenissen ineens weer uitzicht op
een nieuwe bloeiperiode: (1) de stad werd
aangesloten op het nationale en internatio
nale spoorwegnetwerk, (2) de Stoomvaart
Maatschappij Zeeland (SMZ) had definitief
gekozen voor Vlissingen als thuishaven van
de mailboten naar Engeland en (3) op het
terrein van de Marinewerf was een nieuwe
particuliere scheepswerf opgericht door de
familie Smit, scheepsbouwers te Kinderdijk:
de N.V. Maatschappij De Schelde. In de ha
ven ontbraken nog een paar belangrijke
functies zoals een droogdok, grote loskra
nen en de aanwezigheid van een voorraad
zoet water ten behoeve van de stoomtur
bines en de drinkwatervoorziening op de
schepen. In de scheepvaart was de over
gang van wind naar stoom in volle gang en
^BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van Vlissingenmaken bekenddat door
hen maatregelen zijn genomen ter voor
ziening in ORINKWATEK;
dat bedoeld water dagelijks tusschen 4'/i
en 10 ure in den ochtend te verkrijgen is
tegen betaling van 1 cent per emmer,
aan de Dokkade tegenover het buis met
de beelden
dat, om een ieder gelegenheid te geven
zich van drinkwater te voorzien, strenge
hevelen zijn gegeven aan de politie, dat
niet meer dan twee emmers aan dezelfde
persoon mogen verstrekt worden,
en dat alleen voor het geval wanneer
ten lO'/a ure het zich laat aanzien dat de
waterwagen niet vóór 11 ure ledig zal zijn,
het water in grootere hoeveelheid ook met
raten kan worden afgeleverd.
Vlissingen, 14 Julij 1874.
De Burgem. en Weth. voornoemd,
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FORBES WELS.
In droge periodes zorgde de gemeente
Vlissingen voor extra drinkwater
(Bron: Gemeentearchief Vlissingen, kranten
archief, Viissingsche Courant 14 juli 1874)
alle havens die de blik richtten op de toe
komst, zorgden voor een goede zoetwater
voorziening.
In Vlissingen werd daarom in 1874 een
commissie benoemd die moest gaan on
derzoeken welke methode de grootste hoe
veelheden zoet water zou kunnen opleveren
tegen de minste kosten. Vlissingen werkte
samen met Middelburg omdat men had
bedacht dat de twee steden niet ieder voor
zich een systeem behoefden uit te denken
en te installeren. De commissie, onder lei
ding van ingenieur G. van Diesen, onder
zocht drie mogelijkheden: (1) de aanvoer
van duinwater, (2) de opvang van regen
water en (3) het distilleren van zeewater. Ze
had ook berekend wat de totale behoefte
zou zijn in de komende tien jaar: voor de
schepen zou 15.000 kubieke meter nodig
zijn, voor de treinen 40.000 en voor de
bewoners 190.000, in totaal 245.000 per
jaar. Voor Vlissingen alleen werd gerekend
op 150.000 kubieke meter. Het onderzoek
naar de mogelijkheden van duinwater liep
Jartuari 2015