Ondergronds nut
Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315-2015)
Hier vindt u het twaalfde artikel van de reeks 'Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315- 2015)
die bestaat uit zestien verhalen over de geschiedenis van Vlissingen. Het laatste artikel
zal verschijnen in het vierde nummer van 2015, het jaar van het zevende eeuwfeest van
Vlissingen, dat in 1315 haar stadsrecht kreeg. Het bijzondere aan de verhalen is dat ze ge
schreven worden uitgaande van een nog aanwezig overblijfsel uit de geschiedenis van
Vlissingen. Dat kan een document zijn, maar ook een voorwerp, een schilderij, een stand
beeld, een stadsgezicht of een gebouw. De redactie verwacht zo een brug te slaan tussen de
op schrift gestelde geschiedenis in Den Spiegel en de te bezichtigen ofte raadplegen origi
nele overblijfselen in het muZEEum, het Gemeentearchief Vlis-singen en de stad zelf. In dit
twaalfde artikel komt de modernisering van de stad in de negentiende eeuw aan de orde.
Ondergronds welteverstaan.
Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 - 2015),
deel 12: Hoe Vlissingen in de negentiende eeuw werd voorzien van gas,
elektriciteit, drinkwater, riolering, telegrafie en telefonie
Peter van Druenen
Op 10 juni 1880 ging de gemeenteraad van
Vlissingen akkoord met de verkoop van de
gemeentelijke gasfabriek aan de Wijnbergsche
Kade aan het Engelse bedrijf Imperial Continental
Gas Association (1CGA) voor 150.000 gulden. De
Engelsen kregen daarvoor ook het recht om
25 jaar lang gas te leveren aan Vlissingse
bedrijven en particulieren. De fabriek, die gas
produceerde door steenkool te verbranden, was
in 1861 gebouwd in opdracht van de gemeente
Vlissingen om de stad te kunnen voorzien van een
moderne vorm van straatverlichting, maar vooral
omdat men dacht dat de vraag naar gas vanuit
het bedrijfsleven in de jaren daarna behoorlijk
zou gaan toenemen.
De werkelijkheid bleek anders. De straat
verlichting in de stad en langs de havens
werd gerealiseerd omdat de gemeente zelf
de opdrachtgever was, maar de vraag naar
gas bleek minder groot dan men had ge
dacht. In de jaren na 1861 maar vooral
1868, toen de landsregering besloot om
de marinewerf naar Holland te verplaatsen,
geraakte Vlissingen in een vrije economi
sche val. Niet alleen de werf zelf met haar
ruim negenhonderd werknemers verdween,
maar ook de vele toeleverende bedrijven
en werkplaatsen vertrokken of gingen ten
onder omdat voor hen een verhuizing te
kostbaar was. Tussen 1861 en 1875 nam
de bevolking af van 11.000 naar 9.500. In
de jaren zestig van de negentiende eeuw
was het aantal bedrijven met meer dan
één werknemer op de vingers van twee
handen te tellen: een bierbrouwerij, een
zeepziederij, drie korenmolens, een brand-
spuitfabriek, een katoenweverij, twee kaar
senmakerijen en een chocoladefabriek. De
Marinewerf was verantwoordelijk geweest
voor meer dan 95 procent van de indu
striële werkgelegenheid in Vlissingen. Na
het vertrek van de werf was de gasfabriek
met haar twaalf medewerkers de grootste
werkgever. Veel meer dan het laten bran
den van de straatverlichting was er echter
niet te doen en de fabriek werd al snel een
permanente verliespost voor de gemeente
Vlissingen.
0,01 voor 170 liter gas
Pas in juni 1880 kwam aan deze situatie
een eind. Vlissingen had net een nieuwe
Den Spiegel
4