té*
S*~-
ffyarinebrug er\ ~V?iilber|sc^e f^ade.
yliasin|ori
dxs
De gasfabriek in 1896,
gezien vanaf de Marinebrug
en de Wijnbergsche Kade
(Bron: Gemeentearchief
Vlissingen, beeldcollectie
nr. PA850)
met Middelburg die werd verzorgd door
de Brusselse firma S.A. des Tramways
a Vapeur Flessingue-Middelbourg et
Extensions. In 1908 was er ook een lijn
naar het badhuis en de Leeuwentrap.
Een andere maatschappij, Stoomtram
Walcheren, verzorgde lijnen naar het
Vlissingse station en naar Koudekerke en
Domburg. In deze eerste jaren van de twin
tigste eeuw waren de meeste trammaat
schappijen in Nederland en België al volop
bezig met het voorbereiden van de overstap
naar elektriciteit, dus de vraag van de ICGA
kwam niet uit de lucht vallen. De voorwaar
den die de Engelsen stelden waren echter
zo onvoordelig dat de tramdirectie aan de
gemeente liet weten er niet op te willen
ingaan en dat ze zelf een kleine centrale
wilde bouwen. Het stadsbestuur liet daarop
aan de ICGA weten dat het wel verder wilde
praten, maar dat de trammaatschappij niet
meedeed en dat ze hun voorstel moesten
richten op particulier gebruik. Ook groot
afnemer De Schelde zou geen klant wor
den omdat die voor het toenemende aantal
elektromotoren de energie opwekte in een
eigen centrale. Dat bleek voor de Engelsen
niet bespreekbaar. Veel bedrijven kozen in
die tijd voor een dergelijke oplossing. Zo
was het nieuwe station bij de haven al bij
de oplevering in 1894 uitgerust met elek
trische verlichting uit een kleine centrale op
het complex zelf. De ICGA liet weten dat
alleen de gemeentelijke en particuliere af
name van elektriciteit, een nieuwe fabriek
en een leidingennetwerk niet rendabel zou
kunnen maken.
Lang zou deze situatie niet duren. De ge
meente schreef begin 1909 toch een aan
besteding uit omdat zij veel mogelijkhe
den zag in elektriciteit voor de verdere
ontwikkeling en modernisering van de
stad. Daarop kwam maar één reactie: van
de stoomtramdirectie. Zij wilde stroom
gaan leveren op voorwaarde dat ze ook
een concessie kreeg voor de exploita
tie van een elektrische tram. Dit voorstel
zou het wel halen en in 1909 werd een
contract afgesloten waarin het Belgische
bedrijf, dat inmiddels eigendom was van
de Rotterdamsche Electrische Tramweg
Maatschappij, zich vastlegde om een cen
trale te bouwen, een kabelnetwerk aan te
leggen, de stad van elektriciteit te voor
zien en het aantal tramlijnen in de stad uit
te breiden. In ruil daarvoor mocht de firma
de tram exploiteren en uiteraard geld ver
dienen aan het leveren van elektriciteit.
De prijs werd vastgesteld op 25 cent per
kWh voor licht en 15 cent voor kracht. In
een ingezonden brief in de Vlissingsche
Courant van 26 december 1909 legde de
nieuwe energieleverancier uit wat de kos
ten zouden worden voor een woonhuis met
vier lampen: in de gang, in de keuken en
twee in de huiskamer. Wanneer deze samen
1.500 uur per jaar zouden branden, moest
de eigenaar in totaal 65 gulden betalen.
6
Den Spiegel