de laatste straten en huizen droogvielen,
bleef Vlissingen zitten met een woningbe
stand waarvan meer dan de helft, econo
misch gezien, het beste maar zo snel mo
gelijk kon worden afgebroken. Het was
niet het probleem van een enkele straat
of wijk, maar dat van een halve stad. Het
valt te betwijfelen of er ook maar iemand
was in Vlissingen die serieus nadacht over
restauratie, zoals die in Middelburg al een
paar jaar aan de gang was, gedurende de
oorlogsperiode zelfs met behulp van de
Duitsers. In de wederopbouwplannen die in
de jaren na 1944 werden gepresenteerd zijn
de woorden renovatie en restauratie dan
ook niet terug te vinden. Men heeft het over
sanering, afbraak van krotwoningen, nieu
we infrastructuur, uitbreiding van de havens
en vooral: nieuwbouw van woningen en
winkels op grote schaal, nieuwbouw en nog
eens nieuwbouw."
2. Bureaucratie landelijke overheid
Ook na 1947 kwam de wederopbouw niet
echt op gang, althans niet in een tempo dat
recht kon doen aan de ambitieuze plannen
van de gemeente Vlissingen, de vele terug
kerende evacués en de vraag naar arbeid
vanuit de N.V. Koninklijke Maatschappij
De Schelde, waar op eigen kosten een
deel van de oorlogsschade was hersteld en
waar de opdrachtenstroom geleidelijk aan
toenam. De problemen die speelden zijn
bekend: geld- en materialengebrek en een
stroperige overheid die naast Vlissingen te
maken had met 1.015 andere gemeente
besturen die ook allemaal een voorkeurs
behandeling wilden. De landsregering was
het enige aanspreekpunt voor geld, dat
moest komen uit een bijna lege schatkist.
Andere hulp was afkomstig van buitenland
se fondsen, waaronder het Marshallplan
dat Nederland tussen 1948 en 1955 meer
dan drieënhalf miljard gulden schonk in de
vorm van goederen die door de Verenigde
Staten werden betaald. De vraag naar over
heidsgeld was vele malen groter dan de be
schikbaarheid ervan en in dat soort situa
ties reageren overheden doorgaans met het
instellen van instanties en procedures die
De Schuitvaartgracht met op de achtergrond rechts
de Rozengracht, oktober 1944. (Beeldcollectie
Gemeentearchief Vlissingen; Foto Dert)
de schaarse middelen op een verdedigbare
manier moeten gaan verdelen. Dat was in
de eerste naoorlogse jaren niet anders. Het
gevolg was dat gemeenten jaren moesten
wachten op een substantiële bijdrage in de
eigen wederopbouwfondsen. De tijd was
daarbij in het voordeel van de landelijke
overheid, omdat de handel en de productie
geleidelijk aan weer op gang kwamen en er
dus inkomsten uit belastingen konden wor
den gegenereerd.
Vlissingen had in de tweede helft van de
jaren veertig het voordeel van het feit dat
het een van de zwaarst beschadigde ste
den was, waardoor er meer nieuwe huizen
konden worden gebouwd dan in de an
dere steden. De echte opleving kwam pas
na januari 1951 toen de Wet Financiering
Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen
Een straat in het Havendorp omstreeks 1958, met
links in het midden het postkantoor.
(Beeldcollectie Gemeentearchief Vlissingen)
Juli 2015
7