werd aangenomen door de Tweede Kamer.
In dat jaar kreeg het Vlissingse plan dat al
in 1947 en 1948 was opgesteld, de officiële
status van Wederopbouwplan.
Wat in de eerste jaren na de bevrijding wel
snel kon worden gerealiseerd in Vlissingen
was het op grote schaal bouwen van nood
woningen: hiervoor was veel minder geld
nodig, er kon gewerkt worden met mak
kelijker te krijgen goedkope materialen
en het aantal procedures bij de landelijke
overheid was beduidend minder. Al in juli
1945 werd op initiatief van wethouder
H.B.J. Knoop de Stichting tot het bouwen
en beheren van noodwoningen opgericht.
Hierin werkten vier Vlissingse woningbouw
verenigingen samen. Nog geen jaar later, in
mei 1946 werden de eerste noodwoningen
opgeleverd: vijftig stuks in Havendorp, een
terrein ten noorden van de Buitenhaven. In
1946 en 1947 werden hier 389 huizen ge
bouwd waar tot 1965 in totaal 1.676 gezin
nen met 5.383 mensen hebben gewoond.
De woningen hadden een begane grond en
een zolderverdieping. De gezinnen kregen
de beschikking over een woonkamer, drie
kleine slaapkamertjes, een toilet en een ko
lenhok. Elk huis had een klein tuintje aan
de achterzijde. In de wijk was een politie-
en brandweerpost, tien winkels en een ge
meenschapsruimte voor de vertoning van
films, het vieren van bruiloften en het hou
den van kerkdiensten. Naast Havendorp
werden er nog 191 noodwoningen gebouwd
aan de Singel, de Koudekerkseweg, het Van
Nispenplein, de Bilderdijklaan, de Nicolaas
Beetslaan, de Constantijn Huijgenslaan, en
de Vredehoflaan. In de Paul Krugerstraat
verrezen tien nissenhutten. Het was bij lan
ge na niet genoeg om aan de grote vraag
naar woonruimte te kunnen voldoen, maar
het was een begin.
De bouw van noodwoningen werd al in
1948 stopgezet toen Vlissingen haar we
deropbouwplan had ingeleverd en daar
naast steeds vaker toestemming kreeg
om met overheidssteun gewone huizen
te bouwen. In deze periode werden onder
andere het Eiland, de Qravestraat en de
Breewaterstraat gesaneerd en voorzien van
nieuwe woningen.
3. De Watersnoodramp van 1953
In de eerste acht naoorlogse jaren was de
aandacht vooral gericht op het bouwen van
noodwoningen en het maken van plannen
voor nieuwbouwwijken. Daarnaast was er
het ambitieuze plan om het centrum van
de stad te verplaatsen naar het al tiental
len jaren braakliggende gebied tussen de
Badhuisstraat, de Paul Krugerstraat en
de Brouwenaarstraat, in de volksmond
de Gobiwoestijn genoemd. De binnenstad
was voor een belangrijk deel verkrot en
zou later aan de beurt komen voor sloop
en nieuwbouw. Er waren nauwelijks gelui
den te horen die wezen op de mogelijkheid
om de bestaande huizen daar te restaure
ren. De stad had behoefte aan duizenden
nieuwe woningen en de bouw ervan kon
het best en het snelst worden gerealiseerd
buiten het centrum.
In 1953 zou het moderniseringsbeieid van
de gemeente Vlissingen een ongevraagde
duw in de rug krijgen. Door natuurgeweld
dit keer. In de nacht van zaterdag 31 januari
van dat jaar zorgde een combinatie van
springvloed en een noordwesterstorm met
orkaankracht voor een watersnoodramp
van ongekende omvang, die grote de
len van Zeeland, West-Brabant en Zuid-
Holland onder water zette en uiteindelijk
aan meer dan 1.800 mensen het leven
kostte. Walcheren werd grotendeels ge
spaard, mogelijk als gevolg van de her
stelwerkzaamheden na de inundatie van
oktober 1944. Op één stad na: Vlissingen.
Hoewel er nergens een echte doorbraak
was, werden grote delen van de boulevards
zwaar beschadigd en kon het water tijdens
de superspringvloed vrij de stad instromen:
door de gaten in de bebouwing van de bou
levards, langs de openstaande sluisdeuren
bij de vissershaven en over de muur bij de
Voorhaven. De meeste straten in de laag
gelegen Vlissingse binnenstad stonden on
der het zeewater dat op sommige plaatsen
tot drie meter hoogte reikte. Anders dan bij
de inundatie in 1944 kwam er na die nacht
geen nieuw water meer bij om de eenvou
dige reden dat de overstroming was ver
oorzaakt door een springvloed. Op zondag
8
Den Spiegel