gen op straffe van vertrek uit de stad en
de gemeente zelf had weinig te eisen bij
de enige instantie die kon beslissen over
geld en woningbouw: het Rijk. De stad kon
maar één weg bewandelen: ervoor zorgen
dat er binnen de beperkte ruimte toch meer
werd gebouwd dan strikt genomen was
toegestaan, plannen maken voor de nabije
toekomst en hopen op een tijdsvoordeel.
Immers, het verhuizen van een scheeps
werf met de omvang van De Schelde zou
een karwei worden dat een aantal jaren kon
duren. Bovendien zou het bedrijf de beno
digde investeringen niet alleen kunnen op
brengen en moest dus extra geld worden
aangetrokken. Vlissingen zou deze veld
tocht uiteindelijk met succes volbrengen.
Hoewel de scheepswerf nog tot in de jaren
vijftig regelmatig dreigde met het vertrek
van bedrijfsonderdelen, wist de stad steeds
net op tijd voor voldoende perspectief te
zorgen waardoor De Schelde weer afzag
van haar plannen. In deze rattenwedloop
kon Vlissingen niet anders dan kiezen voor
snelheid en kostenefficiëntie. Vertaald in
de wijze waarop er woonruimte werd ge
creëerd betekende dat op de korte termijn:
het bouwen van noodwoningen, het provi
sorisch herstellen van beschadigde panden
en het op de middellange termijn realiseren
van nieuwbouwwijken buiten het stadscen
trum. De huizen daar moesten voldoen aan
de in die tijd niet al te hoge kwaliteitseisen,
maar meer ook niet. Het gevolg was dat de
periferie van Vlissingen werd volgebouwd
met woningen zonder franje aan de bui
ten- en de binnenkant. Er was wel altijd een
toilet, maar zelden een douche, laat staan
een badkamer. Je kon de buren ruzie horen
maken en 's winters was het alleen warm in
de buurt van de kachel die werd gestookt
met kolen of op olie. Maar ze kwamen er
wel, voor 1951 mondjesmaat en na 1951
met hele straten en wijken tegelijk.
Het gaat wat ver om te stellen dat dit vroe
ge wederopbouwbeleid de stad van de on
dergang heeft gered. Dat het een stevig en
noodzakelijk fundament heeft gelegd onder
de latere groei en welvaart van Vlissingen
is zeker.
5. Ruimtegebrek
De geografische ligging van het centrum
van Vlissingen weerspiegelt haar verle
den en is verschillende keren verscho
ven. Wanneer we Oud-Vlissingen meetel
len, vond de eerste verschuiving plaats
omstreeks 1300, toen het centrum ver
huisde van de plek waar nu ongeveer de
Watertoren staat naar de huidige Grote
Markt. Na het Engels bombardement van
1809, dat de hele omgeving van dit plein
inclusief het monumentale stadhuis in de
as legde, ging het gebied rond de Walstraat
en de Sint-Jacobskerk steeds meer als
centrum functioneren. Net na de Tweede
Wereldoorlog, toen ook dit gebied voor een
groot deel was verwoest, waren er plannen
om de Gobiwoestijn tot stadscentrum te
maken. Deze plannen sneuvelden in het ge
weld van de snelle en grootschalige nieuw
bouw waarmee Vlissingen na 1945 pro
beerde om haar oude en nieuwe inwoners
een dak boven het hoofd te geven. Alleen
de bouw van het nieuwe stadhuis is in de
jaren zestig doorgegaan, maar het plein er
omheen is uiteindelijk niet gaan functione
ren als stadscentrum. Dat was ook al lang
niet meer de bedoeling. De gemeente had
inmiddels ingezet op de sanering van het
oude stadscentrum.
Naast de verschillende locaties van het
centrum zijn ook de verschillende stads
uitbreidingen door de eeuwen heen sterk
door de turbulente geschiedenis van de
stad bepaald. Natuurrampen, ondernemer
schap en oorlogsgeweld waren de belang
rijkste factoren die hierin een rol speelden.
In de dertiende en veertiende eeuw zorgden
stormvloeden ervoor dat meer dan de helft
van het grondgebied van Vlissingen verlo
ren ging. Vanaf die tijd grensde de westkant
van de stad direct aan de zee. De zuidkant
deed dat altijd al en aan de oostkant werd
de ene na de andere haven gegraven door
ondernemende Vlissingers, buitenstaanders
die de stad als een ideale handelsplaats
beschouwden of machthebbers die er hun
oorlogsvloten stationeerden of de toegang
naar Antwerpen wilden controleren. Later
kwamen daar de terreinen van De Schelde
Juli 2015