terland. Om in Vlissingen te komen moest je tot 1871, het jaar waarin de Sloedam en de dam in het Kreekrak tot stand kwamen, van minstens twee veerdiensten gebruik maken. Daarna kwam er een spoorlijn, maar die moest het in de eerste decen nia doen met slechts één spoor. Een stad als Rotterdam kreeg meteen een dubbele spoorweg en had tevens veel voordeel van een altijd bevaarbaar stelsel van rivieren en kanalen naar het Duitse achterland. Vlissingen was hierbij doorlopend in het nadeel: zowel wat betreft de totale kostprijs voor vervoer en overslag als het tijdsbestek waarin de goederen op de plaats van be stemming konden zijn. Daar kwam nog een ander probleem bij, namelijk het structurele tekort aan retourvracht. Schepen konden in Vlissingen altijd terecht om te lossen, maar er was zelden iets te laden, waardoor het niet lucratief was om Vlissingen te kiezen als vaste haven. Al in de vijftiende eeuw legde de stad het om deze reden af tegen Middelburg dat, door de diversiteit van haar economie, meestal wel retourvrachten voorhanden had. (6) Eenzijdig De eenzijdigheid van de Vlissingse econo mie is in het voorgaande al volop aan de orde geweest in combinatie met de vijf an dere oorzaken van het patroon van bloei en verval. Toch moet deze karaktertrek apart worden onderscheiden omdat het tot de Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk het grootste probleem was van de stad. Een probleem dat óf niet werd onderkend, óf opzij werd gezet omdat korte termijn strategieën nu eenmaal veel lucratiever waren. Toen Vlissingen belangrijke rech ten kreeg op de haringvangst en -handel, stortte iedereen zich hierop. Toen een eeuw later de kaapvaart werd gelegaliseerd ge beurde hetzelfde. De illegale slavenhan del in de achttiende eeuw had, hoewel in wat mindere mate, hetzelfde effect op de Vlissingers; de stad werd in die tijd de grootste in deze bedrijfstak. De marinewerf verschafte aan de hele stad werk, direct of indirect. Ondernemers die andere manieren zochten om hun brood te verdienen waren zeer dun gezaaid. Pas met de ideeën voor de Vlissingse Trias van burgemeester Van Woelderen in 1918 en de komst en de in richting van het Sloegebied na de Tweede Wereldoorlog, werd de economie wat min der eenzijdig. Mentaliteit Het is niet moeilijk om op basis van de bo venstaande beknopte beschrijving en ana lyse van het patroon van opkomst, groei en verval, met behulp van meer gedetail leerd vervolgonderzoek aan te tonen dat de geschiedenis van Vlissingen is bepaald door alleen maar invloeden van buitenaf en dat haar burgers er zelf niets aan kon den doen. Een dergelijk onderzoek zal niet alleen meer feiten op tafel kunnen leggen over ons patroon, maar zal ook iets kunnen vertellen over de invloed van de geografi sche ligging van Vlissingen, als noodlot tige 'Longue durée' die de onveranderbare grondslag vormde voor de geschiedenis van de stad. Maar was het wel alleen maar de schuld van de natuur, de omstandigheden en de anderen? Of hadden de Vlissingers de mid delen voorhanden om er iets aan te doen maar maakten ze er geen gebruik van? Misschien waren ze teveel bezig met hun kortetermijnbelangen en keken ze niet verder dan hun neus lang was. Misschien ontbrak het aan voldoende intellectueel ni veau om kansen te zien en strategieën uit te denken. Misschien koesterden ze zich wel in een geriefelijke slachtofferrol, want het is altijd makkelijker te berusten in een lot en naar anderen te wijzen dan zelf iets te ondernemen. Misschien ook was en is er in Vlissingen sprake van een ontwikke lingshulpsyndroom avant la lettre: alleen geld ergens naar toe brengen is niet vol doende: investeerders moeten er ook voor zorgen dat de resultaten van hun financi ële inspanningen worden ingebed in de sa menleving zodat er continuïteit kan worden gerealiseerd. Waarschijnlijk waren de in vesterende graven, stadhouders, prinsen, keizers, raadspensionarissen, koningen en Juli 2015 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2015 | | pagina 27