Dit 'slop' was genoemd naar de groot- of overgrootvader van Adriaan Dortsman, de beroemde architect die Vlissingen achter zich liet en vanaf 1665 furore maakte in Amsterdam. In 1643 werd ik toegelaten tot het presti gieuze gymnasium in Middelburg. Na mijn rechtenstudie in de Franse stad Nantes keerde ik in de zomer van 1649 terug in Vlissingen en ging weer bij mijn moeder in de Nieuwstraat wonen. In september liet ik mij inschrijven als lid van de Nederduits- Gereformeerde kerk en al op 19 november werd ik op 22-jarige leeftijd benoemd tot raad in Vlissingen. In 1650 en 1651 was ik schepen (een soort wethouder) en in 1652 en 1653 burgemeester van mijn geboorte stad. Tijdens de periode dat ik magistraat van Vlissingen was, zorgde mijn moeder er voor dat onze buitenplaats Swanenburg op mijn naam kwam te staan. Tijdens mijn burgermeesterschap trouwde ik met mijn 17-jarige nicht Cornelia Cau. Zij was een dochter van mijn tante Johanna Ingels en oom Bonifatius Cau. Cornelia schonk mij zeven kinderen, waarvan er vier al jong het leven lieten. Na mijn afscheid van het Vlissingse stads bestuur volgde ik op 4 februari 1654 de roemruchte Johan Ghyselin op als gecom mitteerde raad wegens Vlissingen bij de Staten van Zeeland en bij de Admiraliteit. Als gevolg van mijn nieuwe functie ver huisde ik met mijn gezin naar het voor mij vertrouwde adres op het Abdijcomplex in Middelburg. Ik zou het gewestelijke raad schap maar liefst 25 jaar lang vervullen. Daarmee overtrof ik mijn grootvader die dit ambt 23 jaar had uitgeoefend. Na de dood van mijn Cornelia in 1670 hertrouwde ik twee jaar later. Mijn tweede vrouw was de van oorsprong Amsterdamse, maar al twaalf jaar in Middelburg wonende Maria Christina Bartolotti van den Heuvel. Zij schonk mij één kind. Onze dochter heet te Jacoba en zij zou later in het huwelijk treden met Constantijn van Reigersberg. Na zijn vroegtijdige dood hertrouwde Jacoba met Constantijns neef Johan van Reigersberg. Die verbintenissen beteken den een herhaling van de geschiedenis, want mijn grootvader, Ingel Leunisse, was ook getrouwd met een dame uit dit aan zienlijke Veerse geslacht; mijn grootmoeder was namelijk Sara van Reigersberg. Op 8 april 1679 verliet ik mijn aardse be staan 'Onder de Abdijpoort'. Zo luidde het adres van de dienstwoning van de Vlis- singse gecommitteerde raad. Mijn woon ruimte bevond zich weliswaar westelijk naast de Abdij- of Zuidpoort, maar de en tree lag letterlijk onder de poort. Ik werd in de Koorkerk bijgezet in ons familiegraf, let terlijk op een steenworp afstand van mijn huis. In het graf lagen ook mijn vader en grootouders begraven. Om de armen van de stad Vlissingen te ondersteunen, liet ik een legaat na van 50 pond Vlaams aan de diaconie van de Nederduits-Gereformeerde kerk van mijn geboorteplaats." Maria Christina "Mijn naam is Maria Christina Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen. Ik ben in 1642 geboren als dochter van Guillelmo of Willem Bartolotti van den Heuvel en Jacoba van Erp. Ik had vier broers en drie zussen. Met trots kan ik zeggen dat niemand min der dan de beroemde Joost van den Vondel een bruiloftslied schreef voor mijn ouders. En over grote dichters gesproken: Pieter Corneliszoon Hooft ofwel P.C. Hooft was met mijn tante Christina van Erp getrouwd. Zij woonden op het indrukwekkende kasteel Muiderslot, niet ver van Amsterdam. Ik kan mij voorstellen dat mijn Italiaanse naam Bartolotti om enige uitleg vraagt. Mijn grootvaders oom was Giovanni Bap- tista Bartolotti uit Bologna. Hij liet zijn lu cratieve handelsonderneming na aan mijn grootvader op voorwaarde dat die Bartolotti aan zijn naam Van den Heuvel zou toe voegen. Mijn grootvader had daar natuur lijk weinig bezwaar tegen. De toevoeging Beichlingen heeft te maken met een gebied in het Duitse Thüringen. Onze familie stamt af van de graaf van Beichlingen. Mijn vader was koopman en bankier en één van de rijkste inwoners van Amsterdam. Wij woonden in een prachtig 'stadspaleis' 20 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2016 | | pagina 22