Oost-Souburg, üren later komt Gobrecht, zelf ingeseind door één van zijn informan ten, naar Eechout met de boodschap dat het buskruit niet naar Oost- maar naar West-Souburg zal worden gebracht. Het is inmiddels half twaalf als zij ter hoogte van herberg 'de Blauwe Hand' in het dorp West-Souburg aankomen. In de verte ziet Eechout een wagen rijden met daarop twee mannen. Als de kar nadert ziet hij daarop Josse Paternoster die hem is beschreven als één van de bedenkers van de diefstal; en ook Leijn de Wolf, een lokale landbou wer die als vrachtrijder wat bijverdient en slechts is ingehuurd voor het vervoer. Ter plekke worden zij ondervraagd en gearres teerd. De diefstal is weliswaar in volle gang maar de vaten zijn nog niet opgehaald. Eechout besluit de kar verder te laten rijden richting het Fort Montebello, met zijn man nen verdekt opgesteld. Daar aangekomen treft hij op de brug van het fort Dominique Lupi, een Italiaan die vanuit Franse dienst als korporaal is overgegaan in een com pagnie van het 3de Bataljon Jagers. Deze beseft direct wat er aan de hand is en geeft zich over, biecht op wat hij weet en wordt gearresteerd. Eechout trekt nu met zijn manschappen het fort binnen en treft daar verschillende personen die alle voorberei dingen hebben getroffen om de diefstal ten uitvoer te brengen. Hij arresteert ze alle maal behalve één persoon die weet te ont- West-Souburg vanuit het zuidwesten, circa 1740. De voorstelling zal in 1815 niet veel hebben afgeweken; kopergravure. (Historisch Topografische Atlas Gemeentearchief Vlissingen) komen door over de wallen van het fort in de gracht te springen en weg te zwemmen. Later zal blijken dat het om een Franse ma troos gaat, maar zijn identiteit wordt nooit vastgesteld. Onder de gearresteerden vindt Eechout de commandant van de wacht: de Vlaming Jan-Baptiste Goudard, ser geant van wederom hetzelfde 3de Bataljon Jagers. Maar ook een pakhuisknechtje van veertien jaar dat louter Frans spreekt, de geboren Henegouwer Francois Chatelain. Ook treft hij, naar wat hij al weet, de ande re bedenker van de diefstal, de herbergier Antoine Poinaut. In de kruitmagazijnen van het fort treft Eechout sporen van braak en enkele vaten buskruit zijn al van de plaats gerold en klaargelegd om te worden ver voerd. Het is heterdaad. De volgende dag zet Eechout zich aan het opstellen van een procesverbaal dat het begin zal worden van een lijvig procesdos sier van veertig documenten: verklaringen, getuigenissen, verhoren en alle ambtelijke stukken nodig om het dossier te vormen. Het kost drie maanden voordat het Hof van Assisen, het burgerlijk gerechtshof, een uitspraak doet. Inmiddels is de vracht rijder ontslagen van vervolging en tijdens het proces volgt voor de jongen Chatelain een zelfde uitspraak. Maar de twee initia tiefnemers van de diefstal, de Brusselaar Paternoster en de Fransman Poinaut, die het hardste blijven ontkennen dat zij er iets mee van doen hebben, ontkomen hun straf niet. Poinaut beweert zelfs dat hij alleen maar een stukje was gaan wandelen en per toeval in het Fort Montebello geraakte. Zij worden door de scherprechter op een schavot voor het stadhuis van Middelburg aan een paal gebonden en tot bloedens toe publiek gegeseld, daarna worden zij in detentie geplaatst: tien jaar tuchthuis. Beiden gaan in cassatie, maar weten hun zaak in het geheel niet te onderbouwen, zelfs niet met behulp van een advocaat. Het Hooggerechtshof in Den Haag zal het vonnis in januari 1815 dan ook alleen maar bevestigen. De twee betrokken militairen: de ser geant Jan-Bapiste Goudard en de korpo- Den Spiegel - -■ 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2017 | | pagina 12