meer bereikbaar geworden voor het volk, berichten dagelijks over stijgende prijzen, maar vooral over het gemor op straat dat steeds vaker uitmondt in opstandjes, zelfs berovingen en plunderingen van bakke rijen. Maar zij die het brood kunnen kopen zijn ook niet gerust. De (banket)bakkers voe len deze scheve verhouding van hoge kostprijzen en lagere productie direct in de eigen inkomsten en dat werkt min der fraaie praktijken in de hand. Blauwe en witte vitriool (respectievelijk koper- en zinksulfaat) worden gebruikt om ondanks de slechte kwaliteit van tarwe en graan het eindproduct nog enig volume en kleur te geven. Loodwit, menie, kobaltoxide en kopergroen raken in gebruik om snel en goedkoop suikerwerk te kleuren. Het moet gezegd dat in deze tijd deze middelen ook worden toegepast in geneesmiddelen. Witte vitriool, bijvoorbeeld, wordt gebruikt in smeersels tegen schurft, het wordt ge zien als een wondermiddel bij oogontste kingen; en een ietwat verdunde oplossing van het goedje in gerstewater wordt door de heren doctoren als mondspoeling aan geraden bij spruw, vooral bij kinderen is het hoogst effectief. Hier onderscheiden zich echter de apothekers van de bakkers, want bij de laatste groep gaat het mis. De kranten berichten met hoge regelmaat over de stuitende gevolgen: stervende kinderen, volwassenen die 'brakende ziek geraken', arbeidsongeschikt worden door langdurige ziekte, zelfs krankzinnigheid wordt eraan toegeschreven. Het duurt niet lang voordat de regering van koning Willem I inziet dat deze misbruiken van grote invloed zijn op hen 'die door handenarbeid in hun onderhouden moeten voorzien'. De regering gaat over tot verdere bepalingen op een nationale broodzetting en onderstreept dat het van belang is om aan de ene kant gezond en goed voedsel voor de consument te waarborgen en tege lijk ook de bakker een fatsoenlijk bestaan te garanderen.1 De gemeenten krijgen opnieuw het recht om van gangbare brood soorten zowel gewicht als maximumprijs vast te stellen, maar tevens de verplichting tot controles. Daarbij dient iedere bakker voortaan een bord uit te hangen waarop de prijzen van zijn brood staan vermeld. Het brood zelf dient gemerkt te zijn, zodat achterhaald kan worden waar het vandaan komt. Ondanks deze bepalingen en zelfs de hoge straffen van jaren cel en honderden guldens boete, blijven deze sinistere praktijken van vergiftiging nog zeer lange tijd voortduren, zeker tot in de jaren 1850. Dit geldt ove rigens niet alleen voor de (banketbak kerij, gedurende de negentiende eeuw komen dit soort schandalen in vrijwel elke voedselbranche voor. Het is één van de gevolgen van de industrialisering die ook de productie van levensmiddelen in haar greep krijgt. Het begin In deze roerige periode leert Antonius Ouwerkerk2 het bakkersbedrijf kennen. Als zoon uit een Leidse rooms-katholieke middenstandsfamilie leert hij het vak waar schijnlijk in familiekring.3 Hij moet ge talenteerd zijn en wat geld hebben, want amper meerderjarig opent hij in het najaar van 1836 in de Utrechtse Choorstraat zijn eigen bedrijf als 'confiturier en banket bakker'. Het is niet zomaar een bedrijf, hij volgt actief de nieuwe ontwikkelingen in zijn vak. Zo beschikt zijn zaak over een kamer waar geserveerd wordt en in 1837 laat hij een heuse ijskelder bouwen. Wellicht is hij iets te voortvarend en gaan de zaken niet geweldig. Al in 1839 sluit hij zijn bedrijf.4 Hij keert met zijn vrouw en twee jonge kinde ren terug naar zijn geboortestad.5 In Leiden komt in de jaren 1830 en 1840 met regelmaat een (banket)bakkersbedrijf beschikbaar in koop of huur. Het duurt dan ook niet lang of Ouwerkerk opent een identiek bedrijf aan de voorname Bree(de)straat. Zijn voorgangers hadden het nog geen jaar volgehouden.6 De di recte concurrentie in Leiden is zoniet nog hoger dan in Utrecht. Op minder dan vijf Den Spiegel 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2017 | | pagina 14