SCSELDE
Sectorlichten in de Westerschelde, 1890
Van primair naar secundair hulpmiddel
(1900-1945)
Vanaf ongeveer 1900 waren oeverlichten
niet langer onmisbaar. Een technische in
novatie was hier debet aan: gas. Gas be
stond al langer, maar in 1890 slaagde de
Duitse chemicus Hermann Blau erin om
gas in vloeibare vorm op te slaan in stalen
flessen. Onder lichte druk gingen de mo
leculen over in gasvorm. Dit maakte het
mogelijk om drijvende boeien van licht te
voorzien. Al snel bleek het veiliger en mak
kelijker om tussen verlichte boeien te va
ren.
Hoewel oeverlichten na 1900 niet meer
onmisbaar waren, wilde geen loods zon
der ze de rivier bevaren. De lichten dien
den namelijk nog altijd als controlemiddel.
Een gasboei kon losraken of leegraken.
Oeverlichten brandden daarentegen altijd.
Daarnaast hadden ze een functie die gas-
boeien lastig konden overnemen: oriënta
tie. Een loods kon - en kan - aan de posi
tionering van de oeverlichten zien waar hij
zich bevond.
De teloorgang (1945-heden)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd radar
uitgevonden. Na de Oorlog bleek radar een
goed alternatief voor traditionele boeien en
oeverlichten. Jaren later werd GPS uitge
vonden. In de schepen resulteert dit in het
AIS-bestuderingssysteem. Met dit systeem
kan de loods over elke rivier navigeren zon
der naar buiten te hoeven kijken. CJ begrijpt
dat dit een bedreiging vormt voor oever
lichten.
Een net zo grote bedreiging is lichtvervui
ling. Door oases van licht in havens en
steden zijn oeverlichten nog nauwelijks
zichtbaar. Alleen ervaren loodsen onder
scheiden de oeverlichten nog. Dit alles
maakt dat er nog nauwelijks gebruik wordt
gemaakt van het stelsel van lichten. Het
verbaast dan ook niet dat vele lichtopstan-
den reeds verdwenen zijn.
Slotwoord
Hoewel er elk jaar een handvol lichten
wordt afgebroken, betaalt Brussel nog altijd
voor het onderhoud van het grootste aantal
lichtopstanden. Dit zal niet tot in lengte van
Juli 2017
9