Slaaf met Pajoeng of zonnescherm. (Collectie Brandes, Rijksmuseum Amsterdam) voeringen kwamen voor. In India was het lijfeigenschap bovendien gekoppeld aan het kastesysteem, waarbij personen uit hoofde van hun geboorte verbonden waren aan bepaalde diensten en werkzaamhe den. Vooral mensen uit de laagste kasten, de kastelozen of 'onaanraakbaren', waren vaak het bezit van landheren uit hogere kasten.7 De veelal jonge slaven, soms kinderen van nog geen tien jaar, werden ingezet als be dienden in de huishoudens, als arbeids krachten in tuinen en werkplaatsen of leefden in concubinaat. Ook verhuur van slaven vond plaats, bijvoorbeeld aan de VOC. Voor het hogere compagniepersoneel was het gebruikelijk om er grote huishou dens op na te houden, met veel slaven. Zo kocht de eerder genoemde Johannes Hendrik Vogt ten minste elf jonge slaven.8 Intra-Aziatische slavenhandel Zoals in iedere 'slave-ola' expliciet stond vermeld, mocht de eigenaar zijn slaven niet zonder toestemming het land uitvoe ren. Daarvoor moest een 'speciaal kon sent van de hooge overigheid' of export vergunning aangevraagd worden die VOC-functionarissen gelegenheid gaf om zich met de intra-Aziatische slavenvaart in te laten. Zowel met particulier uitgerede schepen als compagnieschepen. Vooral scheepsofficieren kochten slaven in om die vervolgens elders in Azië voor een goede prijs te verkopen. Kennelijk was dat een lucratieve handel, want vaak werden er enkele tientallen door hen gekocht. Zo ging de Concordia, een groot Zeeuws com pagnieschip, in april 1780 op de rede van Cochin voor anker en kochten officieren en onderofficieren 46 slaven, waarvan de ondermeester de helft voor zijn rekening nam. Daarna zeilde het schip naar Batavia waar de slaven te gelde werden gemaakt. Een halfjaar later ankerde de Amsterdam en wederom kocht het personeel veel sla ven. Ditmaal waren het er 53, waarvan de schipper er 33 kocht. Daarna vervolgde het schip zijn reis, met bestemming Ceylon. Veel scheepsofficieren hielden zich overi gens niet aan de opgelegde regels van de Compagnie en er was sprake van groot schalige slavensmokkel. Hoewel de exacte omvang van de particuliere slavenhandel op VOC-schepen door gebrek aan bron nenmateriaal moeilijk te reconstrueren is, moeten deze activiteiten aanzienlijk zijn geweest. Naar schatting zijn er gedurende de zeventiende en achttiende eeuw tussen de 175.000 en 225.000 slaven door VOC- personeel verhandeld.9 Een eenvoudige rekensom van de door de VOC en haar personeel vervoerde slaven levert een aan tal op van tussen de 213.000 en 278.000 slaven in Azië. De slavenpopulaties in de door de VOC be heerde gebieden waren echter veel groter. Batavia telde bijvoorbeeld rond 1780 alleen al zo'n 40.000 slaven en ook in Cochin be stond meer dan de helft van de bevolking uit slaven. Volgens een recente inschat ting van de gehele slavenbevolking in de Nederlandse gebieden in Azië over de ze ventiende en achttiende eeuw zouden dat er 660.000 tot 1.135.000 zijn geweest. Dat betekent dat het merendeel van de aange- Den Spiegel 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2017 | | pagina 16