Abraham Jongman in Soerabaya, 1914. (Privécollectie) Abraham Jongman tekende zoals gezegd voor de marine in 1905. Die stap was niet zo moeilijk. Tot dan toe had Abraham bij de zeevisserij gewerkt. De marine bood zeker heid. Omdat Abraham met zeer goed gevolg de lagere school had doorlopen, kwam hij bij de marine al snel in de keuken waar het veel wikken en wegen was. Hij doorliep zelfs als matroos 1ste klas de huishoud school om gediplomeerd bakker te worden. Kort daarna werd hij korporaal kok. Zijn vader Johannes (men zegt soms Jan nis, Zeeuwse uitspraak) had naast zijn werk voor de mailboten, een eigen rederij. De familie Jongman woonde op het Eiland aan de binnenhaven. Dit stadsdeel werd bewoond door mensen die veelal werkten bij de mailboten of het kopstation van de Nederlandsche Spoorwegen. Jannis zette hen op bestelling over met een roeiboot. Met de Schelde als broodheer, had de fa milie Jongman niets van doen. Het Eiland was een klasse apart! Het verhaal van Abraham Jongman gaat vooral over het wel en wee van een min dere in rang bij de Koninklijke Marine. De man begon als matroos en sloot zijn car rière af als sergeant chefkok. Ik volg hem in zijn loopbaan met behulp van zijn Zak boekje en het Conduiteboekje. Abraham maakte deel uit van het verhaal van de marine in de oorlog van 1914 en in de jaren twintig met krimp en bezuini gingen. Het ver van huis zijn voor vrouw, kinderen en vaderland, moet een geschiedenis zijn van sterke persoonlijkheden. De post was in die tijd de boodschapper van dat be staan. Levina's broer: Abraham van den Ameele, gaf ook gehoor aan de slogan voor West- Vlaanderen: wil je wat bereiken...trek de wereld in...! De familie Van den Ameele had daar al veel ervaring mee. Velen van hen emigreerden naar de ÜSA. De broer van oma tekende in 1916 voor het KNIL en bouwde in de Oost een carrière op als vliegtuigbouwer en schopte het tot adju dant onderofficier. Minder rooskleurig verliep het voor opa's broer Gilles. Ook hij tekende bij de marine. Zijn werkplek werd de onderzeeër. Gilles zat gedurende de Tweede Wereldoorlog in Engeland en maakte de torpedering van SS Columbia mee. Naast dit persoonlijk relaas verdient de eigenlijke taak van de marine in de Oost aandacht. Git de vakliteratuur ontstaat een onthutsend beeld. Er blijkt binnen de marine totaal geen eenduidige opvatting te zijn geweest over de vraag hoe en met welk materieel wij de kolonie Oost-Indië moesten verdedi gen. Laat staan dat de politiek in Den Haag de portemonnee wilde trekken om dat deel van het Koninkrijk die middelen ter verde diging te geven waar men mee uit de voe ten kon. Er heerste binnen de marine een ware stammenstrijd over hoe de kolonie te verdedigen. Er waren er die met zware oppervlakteschepen een strategie wilden uitzetten. Anderen propageerden het duik bootwapen. De marine bleef zwalken in het bepalen van een definitieve strategie. Dat de politiek van Den Haag en Batavia hierbij ontegenzeggelijk aan de touwtjes Juli 2017 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2017 | | pagina 19