Vlissingen en Abraham Hans tijdens de Grote Oorlog Vlissingen, met uw geteisterd strand, met uw door de golven gebeukte, forsige bol werken, met uw molen op den dijk, met uw kostelijke oude dakenpracht, met uw ge weldige werven en titaneske kranen! Vlissingen, zoo roerend mooi, gezien van aan den voet der eerste duinen, zoo schil derachtig als ge wegdoemt in de nevelen, voor wie u ter zee verlaat; Vlissingen, aan zee en aan Schelde, mede dingster van ons eigen, schoone Antwerpen; Vlissingen, levendige, rumoerige, vroolijke zuster van het stille Middelburg; Vlissingen, zoo vaak geschokt door het geweldige gebeuren van den oorlog, zoo dikwijls in den rouw gedompeld door de drama's der zee; Vlissingen, van aan den verre zee-einder begroet door de terugkeerende gekwetste soldaten; Vlissingen, gelegen in het zicht van ons ei gen lieve Vaderland, in het zicht van Knokke, dat als een vesting is van Vlaanderen, in het zicht van Zeebrugge, waar het jaren lang zoo branden en loeien kon en waar het nu plot seling zoo doodstil is geworden! Vlissingen, waar de geest van De Ruyter en van Naerebout nog in de huizen leeft, waar de menschen goed zijn en mild en dapper, waar zooveel is gedaan voor de Belgische uitgewekenen, voor de Belgische krijgsge vangenen, waar nooit te vergeefs werd aan geklopt, wanneer het vragen was om nood te lenigen, om het goede te doen! Vlissingen, aan zee en aan Schelde, toe- gangspoorte tot den tuin van Zeeland, het tooverachtige Walcheren; Vlissingen, ik heb u hartelijk lief gekregen. Onder den oorlog pas heb ik u leeren ken nen. Ik heb u bezocht in alle seizoenen, in alle weeren, op alle uren. Ik heb u steeds de zelfde gevonden: steeds vol ijver, vol werk zaamheid en vol montere goedheid. Of de Julizonne zong boven uw daken, of de storm gierde door uw straten, of de ochtend over uw haven klaarde, of de avond u zachtjes omhulde - steeds vond ik uw afwisselende, eigenaardig, schilderachtig beeld aandoen lijk interessant. En wat een lieve reeks van wegen leiden naar u toe! Ik heb uw hooge kranen zien opsomberen van op den weg der duinen. Ik heb uw toren zien oppunten van op het kronkelende Koudekerksche pad. Ik heb de massa uwer villa's zich zien aflij nen op blauwen hemel van op den Nieuwen Vlissingschen weg. Ik heb uw daken zien glinsteren in het manelicht van op het jaag pad langs het droomerige kanaal. Ik heb uw zilveren beiaard hooren zingen van op het oude Vlissingsche pad, waar hooge bomen staan en waar het Ronde Putje ligt. Ik heb de toppen uwer scheepsmasten zien opspitsen van aan het melankolieke fort Rammekens, waar uw groene Schelde eentonig haar eeu wig liedje zong. Vlissingen, ik zal u nooit vergeten. Omdat gij goed zijt en schoon. Gij zijt goed ge weest voor de Belgen, en uw schoonheid heeft hen opgebeurd. Ik dank u van harte voor al wat gij zoo mild, zoo bereidvaardig voor ons hebt gedaan! Gij wordt bewoond door een liefdadig, me de] ijdend, spontaan meevoelend Volk. Ik neem noode afscheid van u en van dat Volk. Ik denk hier met erkentelijke ontroering aan de vele, troostrijke avonden, die ik mocht doorbrengen in het Belgische Loodswezen, met zijn dappere loodsensociëteit, die ons allen tot eer strekt; ik denk met dezelfde gevoelens aan de feesten, georganiseerd in het Concertgebouw door het moedige, het nooit vermoeide Vlaamsche tooneelclubje, waarvan mijn vriend Abraham Hans de ziel was; ik denk aan de vaderlandsche stoe ten, die door uw straten trokken; aan het hoekje in "Vredehof" zoo gul afgestaan aan onze dierbare slachtoffers van den oorlog; aan het gunstige onthaal, dat de uitingen van het Vlaamsch-Belgisch Verbond in uw midden mocht vinden; ik denk aan de Belgische scholen door u zoo gastvrij ge herbergd; ik denk aan de waardige, innig 2 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2018 | | pagina 4