Bankiers in Vlissingen circa 1830-1930 Piet Geljon Vlissingen staat niet direct bekend als financieel centrum en dat is de stad ook zeker niet geweest, zelfs niet op regionale schaal. Op Walcheren kwam Middelburg meer in die richting evenals Goes op Zuid-Beveland. Het zijn ook deze steden die in de economische geschiedschrijving worden genoemd als vestigingsplaats van particuliere banken. Toch waren er ook in Vlissingen enkele bankiershuizen die in financiële kringen een zekere bekendheid genoten, maar waaraan verder weinig aandacht is geschonken.1 Het loont niettemin de moeite nader in te gaan op de geschiedenis van deze firma's, waarvan de firmanten mede een rol speel den op andere gebieden in de stad. Het dramatische einde van enkele huizen in de jaren 1930 baarde bovendien veel opzien en bleef niet zonder gevolgen voor de in- woners.2 Vooraf kan nog worden opgemerkt dat de hier gebruikte aanduiding 'bankiers' uit eenlopende activiteiten kon omvatten. Deze benaming kwam pas later in zwang, vermoedelijk toen de kredietverlening en het aantrekken van gelden een belang rijker onderdeel gingen vormen van hun werkzaamheden. Voordien werd gesproken van kassiers, geldwisselaars, handelaren of commissionairs in effecten of wissels, mede afhankelijk van het zwaartepunt van het bedrijf. De particuliere bankiers wer den, zoals ook hierna zal blijken, in de loop der jaren verdrongen door de als naamloze vennootschap georganiseerde banken. De beginjaren vanaf 1830 Op 15 januari 1830 begon Pieter Gideon de Koster zijn werkzaamheden als kassier en effectenhandelaar. Wat hem tot deze stap bracht is niet duidelijk. Het tijdstip van op richting bleek al spoedig niet erg gelukkig. De ongeregeldheden die eind augustus in België uitbraken en die leidden tot de af scheiding van dit land, veroorzaakten pa niek op de beurzen, gepaard gaande met forse koersdalingen van met name staats fondsen. Van De Koster is bekend dat hij in 1819 bij de oprichting van de Nutsspaar- bank in Vlissingen benoemd werd tot boek houder. Hij was toen 23 en moet andere in komsten hebben gehad, want pas in 1825 werd deze functie gehonoreerd, overigens met slechts 25 per jaar.3 Men zou kun nen veronderstellen dat De Koster in deze functie aanraking kreeg met de financiële wereld, maar dat was dan toch wel heel be perkt want zeker in de eerste jaren stelden de beleggingen van de spaarbank nauwe lijks iets voor. Opmerkelijk is dat hij tot zijn dood in 1870 boekhouder bleef en niet tot het bestuur toetrad dat een aparte thesau rier kende. Pas in 1883 kwam er een com missionair in effecten in het bestuur. De ontwikkeling van de firma P.G. de Koster kan verder niet in detail worden gevolgd. Zij doorstond de crisis van 1830 blijkbaar goed, evenals nog volgende finan ciële terugslagen zoals in 1848. De Koster werd een geacht ingezetene van Vlissingen. Vanaf 1830 komen we hem tegen als scriba van de diaconie van de Hervormde Kerk en van 1840 tot zijn dood was hij lid van de Kamer van Koophandel.4 In 1870 werden de zaken 'op den zelfden voet' voortgezet door zijn zoon Jan Cornelis. Deze kreeg te maken met sterk veranderende economi sche en financiële omstandigheden. Al zou het nog een aantal jaren duren voordat aan de economische stagnatie in Vlissingen een einde kwam, in Nederland waren de jaren rond 1865 op bancair gebied een periode van levendige activiteit met de oprichting van veel banken en het is opmerkelijk dat toen ook in Vlissingen twee nieuw bankiers huizen verschenen. In ieder geval was van belang dat in 1864 in Middelburg een kan toor (agentschap) van de Nederlandsche 16 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2019 | | pagina 18