De economische en financiële crisis die
in oktober 1929 was begonnen met een
koersval op de effectenbeurzen, had in het
bankwezen verwoestende gevolgen. Ook
banken in Zeeland, onder meer in Goes en
Middelburg, gingen ten onder en in Vlis-
singen leidde dit tot het einde van de parti
culiere banken. Vrij onverwacht verscheen
op 14 augustus 1931 de mededeling dat
de kantoren van J.C. de Koster Co. op
die dag gesloten zouden zijn, waaraan werd
toegevoegd dat 'door de abnormale om
standigheden gedwongen' surseance van
betaling zou worden aangevraagd, waarbij
men vooral aan de sterke daling van de
beurskoersen moet denken. De agent van
de Nederl andsche Bank merkte daarbij
nog op dat De Koster bekend stond als een
'speculatiekantoor'. Hoe het zij, de kanto
ren gingen niet meer open en in september
werd het faillissement uitgesproken, ge
volgd door dat van de enige firmant Jurry.
De laatste was inmiddels gevlucht, maar
begin 1932 werd hij gearresteerd wegens
verduistering van aan hem toevertrouwde
naam Rotterdamsche Bankvereeniging.
Ook na deze fusie bleef Van Raalte direc
teur van het kantoor. Met de geschetste
overgang kwam een eind aan één van de
drie oude bankiersfirma's in Vlissingen. De
twee andere zouden de crisis van de jaren
1930 niet overleven, maar hun einde kwam
op een meer dramatische wijze.
In de hier besproken periode verschenen
ook enkele nieuwe partijen op het Vlis-
singse bancaire speelveld, die we volle
digheidshalve vermelden. In 1900 vestigde
J.G. de Jonge zich als bankier. Deze kon
tussen de bestaande partijen moeilijk een
plaats verwerven en ging in 1913 failliet. Na
1910 werden verschillende middenstands-
banken opgericht, waarvan twee met een
confessionele achtergrond, namelijk een
rooms-katholieke Hanzebank en een pro
testants-christelijke Boazbank. Geen van
deze instellingen kon het lang bolwerken en
de laatste verdween in de crisisjaren 1930.
Een snelle ondergang 1931-1932
gelden. Na een kort proces, waarin nog
eens onderstreept werd dat 'velen gelde
lijk ernstig gedupeerd' waren, werd hij in
februari veroordeeld tot een jaar gevan
genisstraf. Door dit faillissement werden
volgens de uitdelingslijst 415 schuldeisers
getroffen, waaronder enkele particulieren/
zakenlieden met bedragen die opliepen
tot meer dan 30.000, maar ook het zie
kenhuis Bethesda met ruim 26.000 en
de Bouwverengiging Gemeenschappelijk
Belang met 8.600. De uitkering bedroeg
nog geen 10%.
De 'grote schrik' rond de val van De Koster
leidde al snel tot opvragingen bij Siegers,
die daar niet tegen opgewassen was: op
15 september 1931 sloot zij haar deuren. In
een op die dag uitgegeven circulaire deelde
zij mee dat zij 'tot haar buitengewoon groot
leedwezen' daartoe gedwongen was door
de vele opvragingen na de gebeurtenissen
bij De Koster. Ook met een verwijzing naar
De Koster werd vermeld dat van fraude
geen sprake was en dat alle in bewaring
gegeven fondsen volledig in tact waren.
Uiteindelijk bleek ook hier faillissement
onontkoombaar. Dit was dus een ander ge
val dan De Koster en 'de sympathie voor
deze oude zaak was algemeen', volgens de
agent van de Nederlandsche Bank. Ook
mevrouw Siegers en haar dochter lieten
weten dat zij 'diep getroffen (waren) door
de overstelpende bewijzen van sympathie
en deelneming'. De gevolgen waren er niet
minder ernstig om. De grootste partij on
der de 436 crediteuren was de Stoomvaart
Maatschappij Zeeland met een vordering
van ruim 72.000. Bethesda was eveneens
bij dit debacle betrokken met 54.000,
alsook het Ziekenfonds Walcheren met
12.000. Ook de gemeente moest verlie
zen incasseren via het slachthuis (vorde
ring 16.500) en het Gasthuis 2.700).
Particuliere vorderingen bleven beperkt tot
bedragen van 2.000 a 3.000. In dit fail
lissement bedroeg de uitkering circa 40%.
Slotbeschouwing
Met deze dramatische gebeurtenissen was
in Vlissingen een eind gekomen aan de
Juli 2019
25