in bruikleen overgedragen aan het stads
bestuur van Vlissingen. Sindsdien is het in
onze stad te zien.
Onverholen trots
Wat opvalt in het lofdicht is hoe onverholen
trots de schrijver Warnsinck is op de zee
held De Ruyter.
In de eerste strofe bijvoorbeeld wordt de
ijver van Michiel de Ruyter geroemd:
De knaap, die, met bedreven ving 'ren,
U, altijd snorrend, om deed sling'ren,
Zag schaars genoeg zijn vlijt bekroond:
Voor driepaar welbesteede dagen,
Vermogt hij driepaar stuivers vragen;
Werd de arbeid van een week beloond!
Terwijl er nu ook verhalen rondgaan dat hij
op de lijnbaan er met de pet naar gooide,
omdat hij naar zee wilde.
Zonder schroom noemt Warnsinck De
Ruyter een zeeheld, sterker nog:
Het was de grootste Held der aarde,
Wiens hand eenmaal dat Wiel bewoog!
Als knaap, in lagen stand geboren,
Ging ligt zijn naam, met hem, verloren;
Neen, Volken zeg'nen zijne asch.
Zijn deugd heeft Hem zóó hoog verheven,
En Ruyters naam zal eeuwig leven,
Omdat Hij Held en Christen was.
Kritischer
Zo onverbloemd vererend zullen we tegen
woordig niet snel iets over iemand zeggen.
Maar juist daarom vindt het muZEEum
deze poëzie zo interessant. Het verschaft
inzicht over het perspectief op de geschie
denis in een bepaalde periode. En laat zien
Het touwslagerswiel nog duidelijk voorzien van
het gedicht, ca. 1920; fotolichtdruk. (Zeeuws
Archief, Collectie KZGW)
hoe veranderlijk die blik is. Naast het ty
pisch negentiende-eeuwse taalgebruik is de
enorme verering voor De Ruyter opvallend.
Dat is niet zo vreemd: nationalisme en na
tievorming zijn immers kenmerkend voor
deze periode. Tegenwoordig is de toon kri
tischer, zeker als het om verering van histo
rische helden gaat. Sommigen vragen zich
zelfs af of de aanduiding 'Gouden Eeuw'
nog wel kan. Hoe zullen we er over vijftig
jaar tegenaan kijken?
Het lofdicht ligt in boekvorm in de Konink
lijke Bibliotheek in Den Haag.
Het wiel van Michiel is aangewezen als be
schermd cultuurerfgoed volgens de Erf-
goedwet 2016 en het maakt vanaf dit voor
jaar deel uit van de Canon van Nederland.
26
Den Spiegel