De pest in het Vlissingen van 1666 Ad Tramper Op 24 augustus 1666 overlijdt Anna de Ruijter, de jongste dochter van admiraal Michiel de Ruyter. Doodsoorzaak: de pest, plaats van ge beuren: Vlissingen. Hoewel De Ruyter al in 1655 naar Amsterdam verhuist, houdt hij zijn woning in de Nieuwstraat (nu nummer 13) aan tot sep tember 1668. Mogelijk dat familie De Ruyter daar in augustus 1666 tijdelijk verbleef. De Ruyter zelf lag na de Tweedaagse Zeeslag die maand, met zijn schepen in de monding van de Westerschelde voor anker. Predikant en biograaf Gerard Brandt be schrijft dit dramatische gebeuren in zijn biografie over De Ruyter. Vader De Ruyter spreekt over zijn oogappel, zo lezen we bij Brandt, als 'een kindt van geestig verstandt en zeer geneegen tot deught'. Brandt ver volgt met 'doch hy trooste zich, met ge- laatenheid, in Godts wil'. Bronnen en aantallen In de zeventiende eeuw kent de Republiek drie grote pestepidemieën: 1624-1625, 1635-1636 en 1664-1666. Daarna ver dwijnt de pest achter de horizon, al dreigt zij af en toe toch weer de kop op te steken, dan wel niet in Nederland maar elders. Die epidemieën gingen Vlissingen niet voor bij. Vooral die van 1666 niet. In deze bij drage probeer ik in de buurt te komen van deze gebeurtenissen. Jazeker op veilige af stand, want net als het coronavirus was de pest besmettelijk, dat wist men in die tijd al. De afstand wordt hier bepaald door de tijd en het gebrek aan bronnenmateriaal. Om maar gelijk tot de kern te geraken; het aantal doden tijdens deze epidemie is schokkend: 1407 doden, op een bevolking van tussen de 7500-8000 inwoners, bijna 20% van de inwoners van de stad. Leiden telt in 1664, 11.000 doden, ook 20% van de bevolking. De andere pestepidemieën tellen minder doden, maar nog steeds grote aantallen: in 1625/1626 worden er 1303 overleden personen genoteerd. In 1636 bedraagt het aantal 775. Brandt in het rampjaar 1666 een deel van Londen af, in Vlissingen gebeurde dat in 1809, waarna van het archief weinig over bleef. Kortom, de bronnen zijn schaars over deze periode. Het kerkarchief van de her vormde gemeente (PKN) is daarentegen in redelijke staat bewaard gebleven en vormt de belangrijkste bron voor dit artikel. De kerkmeesters noteerden in de kerkelijke rekeningen nauwkeurig wie er in de kerk en wie op het kerkhof werd begraven, niet zozeer uit piëteit, maar om de inkomsten vast te leggen. Wie op het kerkhof buiten de kerk werd begraven is nog wel geteld, maar niet meer bij name genoemd in de re- keningregisters. Daarnaast is de vaak in druk uitgegeven regelgeving uit die tijd een interessante bron. Regels die meestal aan de pui van het stadhuis aan de bevolking werden meege deeld. Longpest en builenpest In dit artikel ga ik niet in op de medische achtergronden van de pest. Wie hierover meer wil weten verwijs ik naar het uitste kende boek De Gave Gods. De pest in Hol land vanaf de late middeleeuwen. In het kort: deze infectieziekte onderscheidt zich in longpest en builenpest. De eerste vorm gaat gepaard met hevige ademnood, hoge hartslag, angsten, coma met de dood tot gevolg. De builenpest kenmerkt zich door zwarte zweren en opgezette lymfeklieren, hoge koortsen, onderhuidse bloedingen, bloedvergiftiging en hallucinaties. Was te gen de longpest geen kruid gewassen, de builenpest gaf nog een overlevingskans van circa 30%. De rattenvlo zorgt hier voor de besmetting, al is daar nog steeds niet het Juli 2020 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2020 | | pagina 5