If
Gezicht op het Fort Oranje in Oranjestad op Sint Eustatius. Links in de verte de vulkaan The Quill,
1860; litho Jacob Eduard van Heemskerck van Beest. (Rijksmuseum Amsterdam).
Zeeuwse, Vlaamse en Waalse kolonis
ten. Corselles bouwde Fort Oranje aan de
Oranjebaai om de kolonisten te bescher
men en 'te doen staven tegen alle Engel-
schen, Franschen of anderen die in zijn
possessie zouden willen troubleeren'. Tegen
1640 kende het fort 16 ijzeren stukken ge
schut. De naam Nieuw-Zeeland werd ge
geven aan de nieuwe kolonie, maar deze
naam verdween al snel uit de boeken. Niet
alle kolonisten waren te spreken over hun
bestemming. Jan Robijn trok door naar Sint
Christoffel (St. Kitts), omdat hij op Statia
te weinig kon vissen of schildpadden van
gen. Toch was het begin veelbelovend. In
juli 1638 kwam de eerste Statiaanse tabak
aan op de markt van Vlissingen, gevolgd
door een dubbel aanbod het daaropvol
gende jaar. Voor het bestuur in de kolonie
werd een raad gevormd, waarvan de hoog
ste vier leden ook verantwoordelijk waren
voor de rechtspraak. Jan Haet was de se
cretaris en Hans Husen diende als com
mies voor de Kamer Zeeland. In 1639 zou
het eiland aan nieuwe patronen vervallen
na de dood van Van Pere senior: Abraham
van Pere junior en zijn schoonbroer Pieter
van Rhee. Snouk had in 1635 al een com
missie gehad een kolonie op Sint Kruis (St.
Croix) te stichten. Hij trok zich rond deze
tijd terug uit het patroonschap op Statia
om zich meer op Sint Kruis te richten. Ook
Van Pere zou zich in praktijk steeds meer
op zijn andere patroonschap Berbice rich
ten, waardoor Van Rhee steeds meer als de
patroon van Statia naar voren trad. Na de
dood van Abraham van Pere junior kwam
zijn deel van het patroonschap in han
den van zoon Isaac van Pere. Na de dood
van Pieter van Rhee verviel zijn deel aan
Johanna Schorer, weduwe van Pieters zoon
Johan Abraham van Rhee. Commandeurs
werden als leiders van de kolonie meestal
voor drie jaar aangesteld. Dikwijls wa
ren het schippers die al enige kennis van
de regio hadden, maar niet altijd. Pierre
Gardijn, Abraham Adriaensen en Pieter
van de Woestijne zijn enkele commandeurs
die bekend zijn uit de periode tot 1665.
De laatste was daarvoor equipagemees
ter voor de Kamer Zeeland te Vlissingen
geweest. Van de Woestijne klaagde in
zijn functie als commandeur de kapitein
Pieter van Vijanen en schipper Cornelis de
Waterman uit Vlissingen aan omdat zij in
dianen van de eilanden, voornamelijk van
10
Den Spiegel